ECLI:NL:RBDHA:2021:13848
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning en beoordeling van WIA-uitkering in het kader van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. S. Salhi, en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door M.A. Brouwer. Eiseres had een WIA-uitkering aangevraagd na uitval uit haar werk als helpende thuiszorg vanwege gezondheidsklachten, waaronder colitis ulcerosa. In het primaire besluit van 4 december 2019 werd haar een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, gebaseerd op een arbeidsongeschiktheid van 47,04%. Eiseres was het niet eens met deze beoordeling en heeft bezwaar aangetekend, wat leidde tot een bestreden besluit op 16 april 2020 waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres op 29 juli 2021 behandeld. Eiseres voerde aan dat haar arbeidsongeschiktheid was onderschat en dat de geduide functies niet passend waren. De rechtbank oordeelde dat de besluiten van de verzekeringsartsen zorgvuldig waren genomen en dat de medische rapporten voldoende duidelijk waren. De rechtbank concludeerde dat er geen aanknopingspunten waren om te twijfelen aan de juistheid van de medische oordelen en dat de FML (Functionele Mogelijkhedenlijst) adequaat was opgesteld.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat de mate van arbeidsongeschiktheid correct was beoordeeld en dat de geduide functies geschikt waren voor eiseres. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.