ECLI:NL:RBDHA:2021:13847
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van WIA-uitkering en geschil over arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de beëindiging van de WIA-uitkering van eiseres. Eiseres, die sinds 13 augustus 2014 een WIA-uitkering ontvangt, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, dat haar uitkering per 4 februari 2020 zou beëindigen. Dit besluit was gebaseerd op de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat door de rechtbank werd getoetst aan de hand van medische rapporten en de argumenten van eiseres.
Eiseres voerde aan dat haar beperkingen niet correct waren vastgesteld en dat zij duurzaam en volledig arbeidsongeschikt was. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen zorgvuldig te werk waren gegaan en dat de rapporten voldoende onderbouwd waren. De rechtbank concludeerde dat er geen aanknopingspunten waren om te twijfelen aan de juistheid van de medische oordelen en dat de door eiseres aangedragen klachten niet voldoende waren onderbouwd met medisch objectiveerbare gegevens.
De rechtbank stelde vast dat de primaire verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) de klachten van eiseres in hun oordelen hadden betrokken en dat de FML (Functionele Mogelijkheden Lijst) op zorgvuldige wijze was opgesteld. De rechtbank oordeelde dat eiseres in staat was om meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen, en bevestigde daarmee de beëindiging van de WIA-uitkering. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.