ECLI:NL:RBDHA:2021:13846
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing WIA-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. S. Faber, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door C. Schravesande. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), welke door de Uwv was afgewezen. Eiseres was van mening dat zij meer dan 35% arbeidsongeschikt was, terwijl de Uwv haar arbeidsongeschiktheid op 0% had vastgesteld. De rechtbank heeft het procesverloop uiteengezet, waarbij eiseres haar bezwaren tegen de afwijzing van de WIA-uitkering naar voren heeft gebracht, onder andere dat er geen fysiek onderzoek had plaatsgevonden en dat haar klachten niet serieus waren genomen.
De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen beoordeeld en geconcludeerd dat deze op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen. De primaire arts had eiseres op 3 januari 2020 gezien en had haar klachten en beperkingen in kaart gebracht. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusies van de artsen, en dat de door eiseres ingebrachte medische informatie niet leidde tot een ander oordeel over haar arbeidsongeschiktheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Uwv terecht had geoordeeld dat eiseres niet in aanmerking kwam voor een WIA-uitkering, en heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing. Eiseres heeft de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep als zij het niet eens is met deze uitspraak.