ECLI:NL:RBDHA:2021:13838
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek wegens schijn van vooringenomenheid rechter
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 13 december 2021 een verzoek tot wraking afgewezen. Verzoekers, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. M. Blommers, voerden aan dat de rechter, mr. J.M. Willems, de schijn van vooringenomenheid heeft gewekt. Dit zou zijn ontstaan door een brief van de rechter van 15 oktober 2021, waarin zij stelde dat er een allesomvattende regeling tussen partijen was bereikt en dat een bodemprocedure niet meer aan de orde leek. De wrakingskamer erkende dat deze formuleringen ongelukkig waren en mogelijk de schijn van vooringenomenheid wekten, maar concludeerde dat de rechter deze schijn had weggenomen in een vervolgbrief van 28 oktober 2021. In deze brief werd duidelijk gemaakt dat de rechter nog een oordeel moest geven en dat verzoekers de gelegenheid kregen om hun procesbelang toe te lichten. De wrakingskamer oordeelde dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid was en dat het wrakingsverzoek daarom moest worden afgewezen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.