ECLI:NL:RBDHA:2021:13823

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 november 2021
Publicatiedatum
15 december 2021
Zaaknummer
C/09/618478 / KG ZA 21-910
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Aanbestedingsrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gunningsbeslissing aanbesteding schoonmaakdiensten door Stichting Christelijke Scholengroep De Waard

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 november 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen FACILITAIR BEDRIJF “DE WAARD” B.V. (FBDW) en STICHTING CHRISTELIJKE SCHOLENGROEP DE WAARD (CSG) over de gunningsbeslissing van een aanbesteding voor schoonmaakdiensten. FBDW, die eerder de schoonmaakdiensten voor CSG verzorgde, vorderde dat CSG het gunningsvoornemen aan CSU B.V. zou intrekken en een nieuwe beoordeling van de inschrijving van FBDW zou verrichten. FBDW stelde dat de motivering van de gunningsbeslissing niet voldeed aan de eisen van de Aanbestedingswet 2012, met name op het gebied van prijs en kwalitatieve criteria. CSG en CSU verzetten zich tegen de vorderingen van FBDW.

De rechtbank oordeelde dat CSG de gunningsbeslissing naar behoren had gemotiveerd en dat de bezwaren van FBDW onterecht waren. De rechtbank concludeerde dat de motivering van de gunningsbeslissing voldeed aan de wettelijke eisen en dat er geen aanleiding was voor herbeoordeling of intrekking van de gunningsbeslissing. FBDW werd als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak bevestigde de rechtsgeldigheid van de gunningsbeslissing aan CSU en de afwijzing van de vorderingen van FBDW.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team Handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/618478 / KG ZA 21-910
Vonnis in kort geding van 17 november 2021
in de zaak van
FACILITAIR BEDRIJF “DE WAARD” B.V.te Oud-Beijerland,
eiseres,
advocaat mr. L.A. van Walree-Brascamp te Voorburg,
tegen:
STICHTING CHRISTELIJKE SCHOLENGROEP DE WAARDte Oud-Beijerland,
gedaagde,
advocaat mr. K. van Kampen te Den Bosch,
waarin is tussengekomen:
CSU B.V.te Uden,
advocaat mr. S.C. Brackmann te Rotterdam.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘FBDW’, ‘CSG’ en ‘CSU’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 30 september 2021, met producties;
- de door overgelegde conclusie van antwoord, met producties;
- de incidentele conclusie tot tussenkomst subsidiair voeging;
- de op 3 november 2021 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door FBDW en CSG pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.Het incident tot tussenkomst subsidiair voeging

2.1.
CSU heeft gevorderd te mogen tussenkomen in de procedure tussen FBDW en CSG, dan wel zich te mogen voegen aan de zijde van CSG. Ter zitting hebben FBDW en CSG verklaard geen bezwaar te hebben tegen de tussenkomst. CSU is vervolgens toegelaten als tussenkomende partij, aangezien zij aannemelijk heeft gemaakt dat zij daarbij voldoende belang heeft. Voorts is niet gebleken dat de tussenkomst aan een voortvarende afdoening van dit kort geding in de weg staat. Hierdoor ontstaat er ook geen strijd met de goede procesorde in het algemeen.

3.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
3.1.
CSG verzorgt onderwijs op veertien basisscholen. FBDW exploiteert een schoonmaakonderneming, specifiek ten behoeve van CSG. De aandelen van FBDW waren tot 22 februari 2019 in handen van CSG. Op voormelde datum zijn de aandelen in FBDW overgedragen aan Erdogan Group B.V. en SCDB Holding B.V.
3.2.
In juni 2021 heeft CSG de aankondiging gedaan voor de Europese openbare aanbestedingsprocedure voor de opdracht ‘Schoonmaakdienstverlening CSG De Waard’ (hierna: de Opdracht). Op de aanbestedingsprocedure is de Aanbestedingswet 2012 (Aw) van toepassing. Het gunningscriterium is de ‘economisch meest voordelige inschrijving gehanteerd op basis van de beste prijs-kwaliteitverhouding’. Bij de uitvoering van de aanbesteding wordt CSG bijgestaan door Verus, vereniging voor katholiek en voortgezet onderwijs.
3.3.
De Opdracht ziet op het verrichten van schoonmaakwerkzaamheden in veertien basisscholen in de regio Hoeksche Waard en Goeree-Overflakkee. Het doel van de aanbesteding is om één leverancier te contracteren. De te sluiten overeenkomst heeft een looptijd van drie jaar met drie keer de mogelijkheid tot verlenging met één jaar. De beoogde ingangsdatum van de overeenkomst was 1 januari 2021.
3.4.
De Opdracht is omschreven in het Aanbestedingsdocument van 23 juni 2021 (hierna: het Aanbestedingsdocument) met bijlagen, waaronder het Programma van Wensen.
3.5.
In 4.7 van het Aanbestedingsdocument staan de volgende subgunningscriteria met de bijbehorende gewichten vermeld:
3.6.
De wensen zijn in het Programma van Wensen – voor zover hier van belang – als volgt toegelicht.

Wens 1: Samenwerking
CSG De Waard kiest voor een aanpak met één leverancier. Graag zien wij nader toegelicht hoe u het beste uit deze samenwerking haalt. Daarnaast dient u ten minimale in te gaan op:
  • Op welke wijze u het schoonmaken van de scholen als visitekaartje ziet en de samenwerking met het schoolteam vormgeeft op een wijze dat de samenwerking voor iedereen resulteert in een schone school waar we trots op zijn;
  • Op welke wijze u de dienstverlening inricht in de samenwerking met de scholen. Denk hierbij met name aan de schoolleiding en conciërge;
  • Welke kansen en risico's u ziet in de samenwerking;
  • Op welke wijze uw voorman of -vrouw daadwerkelijk de aansturing op locatie verzorgd;
  • Op welke wijze u uw schoonmaakpersoneel ondersteunt en zorgdraagt voor periodieke training / scholing;
  • Op welke wijze u omgaat met klachten.
Wens 2: Kwaliteit
CSG De Waard verwacht een actieve rol van Opdrachtnemer in de kwaliteit van schoonmaak. CSG De Waard wenst daarom uw toelichting op welke wijze u denkt de gewenste kwaliteit te leveren. Kwaliteit laat zich lastig vangen. Hoe zorgt Opdrachtnemer er voor dat de scholen schoon zijn.
Daarnaast dient u in te gaan op:
  • Hoe u aankijkt tegen de praktijk van schoonmaak van scholen - hoe ziet uw schoonmaakproces er in de praktijk uit - en waaraan u prioriteit geeft;
  • Op welke wijze u opvolging geeft aan de kwaliteitsmetingen en op welke wijze u acteert wanneer deze niet positief zijn beoordeeld;
  • Op welke wijze u proactief en flexibel omgaat met wensen van de contactpersoon/school;
  • Op welke wijze u acteert wanneer de school als "niet schoon" wordt ervaren;
  • Hoe u ervoor zorgt dat u bij een calamiteit binnen het half uur in staat bent aan te vangen met de werkzaamheden;
  • Welke contractafspraken (KPI's) of maatregelen u zichzelf oplegt om de kwaliteit te borgen. Hoe uw beoordeling van de taakkaart bijdraagt aan schone scholen.
Wens 3: Implementatie
Graag ontvangt CSG De Waard een opstartprocedure en planning (tijd en werkzaamheden). Waarbij de opdrachtnemer aangeeft op welke wijze hij gaat aanvangen en wat er moet worden gedaan, zodat er een vlekkeloze overgang wordt gegarandeerd en de scholen na de Kerstvakantie fris starten.
Daarnaast dient u ten minimale in te gaan op:
  • Op welke wijze u CSG De Waard zoveel mogelijk ontzorgt; dat onze scholen weten wat ze kunnen verwachten, dat afspraken worden nagekomen, op welke wijze u de scholen fris laat starten in het nieuwe kalenderjaar;
  • Welke inspanning er precies van CSG De Waard wordt verwacht;
  • Op welke wijze u bent gekomen tot de inzet van het aantal uren op locatie in relatie met de doelstelling van een schone school;
  • Op welke wijze de transitie fase van personeel plaatsvindt, op welke wijze u het personeel inwerkt dat al geruime tijd gewend is op een bepaalde manier te werken.
Wens 4: Maatschappelijk verantwoord ondernemen
CSG De Waard is benieuwd naar het maatschappelijk verantwoord ondernemen zoals Inschrijver dit in de samenwerking en bij de uitvoering van de werkzaamheden invult en concreet waarmaakt. Maar ook, zorg voor medewerkers, eventuele andere zaken die van meerwaarde zijn bij het maatschappelijk verantwoord ondernemen en als onderdeel van uw werkwijze.
Daarnaast dient u in te gaan op:
  • Of u mogelijkheden ziet voor samenwerking met de school De Ark, deze school biedt Christelijk Speciaal en Voortgezet Speciaal onderwijs aan leerlingen van 4 tot 19 jaar. En op welke wijze dit concreet gemaakt kan worden;
  • Op welke wijze u de zorg voor medewerkers inricht als het gaat om duurzame inzetbaarheid;
  • Op welke wijze u bijdraagt aan de verlaging van de milieubelasting bij de uitvoering van uw werkzaamheden.
3.7.
Voor de beoordeling van de kwalitatieve criteria is in 4.6 van het Aanbestedingsdocument voorzien in de volgende systematiek:
3.8.
Met betrekking tot Prijs vermeldt 4.5 van het Aanbestedingsdocument het volgende:

Inschrijver wordt gevraagd zijn prijsopgave te specificeren volgens het format (bijgevoegd) bij de prijslijst in het Negometrix platform. De prijs vult Inschrijver in de Prijslijst op het Negometrix platform in. De totaalprijs (excl. btw) wordt meegewogen in de beoordeling van de prijs/kwaliteitsverhouding.
3.9.
Voor de Opdracht hebben zich drie partijen ingeschreven, waaronder FBDW en CSG.
3.10.
Bij brief van 10 september 2021 heeft Verus aan FBDW meegedeeld dat zij als tweede is geëindigd en dat zij voornemens is de Opdracht te gunnen aan CSU. In de brief heeft Verus ter onderbouwing van de behaalde scores verwezen naar de volgende (deels weergegeven) beoordelingsmatrix.
3.11.
In voormelde brief heeft Verus de scores van FBDW als volgt toegelicht:
“Kwaliteit
Wens 1: Samenwerking
U bent volledig in uw antwoord en op enkele punten is meerwaarde behaald. Naast de beantwoording op de vraag is uit uw verhaal de constatering dat FBDW investeert in een betere samenwerking met de scholen als positief ervaren. Bijvoorbeeld met de omschreven
communicatielijnen. Wel wordt de verantwoordelijkheid van de scholen zeer nadrukkelijk benoemd, maar ontbreekt het soms aan de smart formuleringen rond de expertise en ervaringen van FBDW zelf. Aandachtspunten verder zijn dat u spreekt over een doorstart. Er is sprake van een nieuwe overeenkomst met andere kenmerken en uitgangspunten en daarmee echt een nieuw begin. Zo sluit uw startbijeenkomst in de eerste week van december niet aan bij de drukte binnen de scholen en wordt deze als laat ervaren.
Wens 2: Kwaliteit
U bent volledig en op enkele punten is meerwaarde behaald. Onder andere met uw aanpak rond uw procesbeschrijving met aandacht voor zowel proces als de praktijk op de scholen en uw bezoekfrequenties op scholen. En uw omschreven aanpak in het kennen van uw personeel en ze begeleiden. Met de positieve vertaling van betrokkenheid naar kwaliteit. Aandachtspunt is het opnemen van de LOKS methodiek en niet de door aanbestedende dienst benoemde VSR controle door externe partij en het ontbreken van een toelichting in gebruik van een externe implementatiemanager. Ander klein aandachtspunt is de onvolledige laatste zin in uw beantwoording.
Wens 3: Implementatie
U bent volledig in uw antwoord. Als start heeft u 9 januari opgenomen vanwege gebruiken van de vakantieperiode voor grote schoonmaak. Men gebruikt een korte periode voor doorstart. Waarbij een goede start afhankelijk is, zoals door jullie omschreven, van de betrokkenheid van de directeuren. Zij zullen moeten deelnemen aan de startersbijeenkomst in eerste week december. Algemeen bekend dat dit een drukke periode is op scholen door feestdagen. In algemene zin is de aanpak als te laat ervaren. En ontbreekt het aan een uitwerking van de uren inzet.
Wens 4: MVO
U bent volledig en op enkele punten is meerwaarde behaald. Onder andere uw uitleg rond uw sterke lokale en regionale aanpak. En uw eerste aanzet om 10% van de arbeidsuren in te zetten. Hier zit wel direct een aandachtspunt. De uitwerking volgt na een gesprek en de concreetheid is nu lastig te beoordelen.
Prijs
Op het onderdeel prijs bent u als tweede geëindigd.
3.12.
Bij (ongedateerde) brief heeft FBDW aan Verus verzocht op een toelichting op en een herziening van de door haar behaalde scores. CSG heeft deze brief inhoudelijk onbeantwoord gelaten.

4.Het geschil

4.1.
FBDW vordert – zakelijk weergegeven –
primair:
CSG te gebieden om het gunningsvoornemen aan CSU in te trekken;
CSG te gebieden om een nieuwe beoordeling van de inschrijving van FBDW te verrichten voor wat betreft de puntentoekenning op de gunningscriteria, door een nieuw te vormen beoordelingsteam, bestaande uit externe deskundigen;
Subsidiair:
3. CSG te gebieden om het gunningsvoornemen aan CSU in te trekken;
4. CSG te verbieden om de opdracht op basis van deze aanbestedingsprocedure aan CSU te gunnen;
5. CSG te gebieden de aanbestedingsprocedure te staken en gestaakt te houden;
6. CSG te gebieden om de opdracht, voor zover zij die nog wenst te gunnen, opnieuw aan te besteden;
primair en subsidiair op straffe van een dwangsom en met veroordeling van CSG in de proceskosten.
4.2.
Aan deze vordering legt FBDW het volgende ten grondslag.
De motivering van de gunningsbeslissing voldoet niet aan de eisen van artikel 1.15 in verbinding met 2.130 Aw 2012. Zo ontbreekt de motivering op Prijs en op subonderdelen van de kwalitatieve subgunningscriteria. Voorts ontbreekt een toelichting op de relatieve voordelen van de winnende inschrijving. Een deel van de door CSG gegeven aandachtspunten is onjuist. Verder heeft FBDW twijfels over de deskundigheid van de beoordelingscommissie. Indien FBDW de aanbesteding verliest, verliest zij haar enige opdrachtgever. Zij heeft daarom een groot belang bij een goede onderbouwing van de gegeven beoordeling. Gelet hierop dient het gunningsvoornemen te worden ingetrokken en dient herbeoordeling plaats te vinden.
4.3.
CSG en CSU concluderen ieder tot afwijzing van het gevorderde. Zij voeren verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
4.4.
CSU vordert – zakelijk weergegeven – enkel en alleen indien een vordering vereist is voor tussenkomst – primair CSG te veroordelen de gunningsbeslissing in stand te houden en vervolgens de opdracht definitief aan CSU te gunnen, indien en voor zover CSG de opdracht nog immer wenst te verstrekken en subsidiair – mocht tot het oordeel worden gekomen dat er grond zou zijn voor toewijzing van de primair gevorderde herbeoordeling – CSG te gebieden de inschrijving van CSU opnieuw te (laten) beoordelen door het beoordelingsteam dat de eerste beoordeling ook heeft uitgevoerd;
een en ander met veroordeling van FBDW en/of CSG in de proceskosten, waaronder de nakosten, te vermeerderen met rente.
4.5.
Verkort weergegeven stelt CSU daartoe dat zij er belang bij heeft dat de Opdracht definitief aan haar gegund wordt en dat zij daarom belang heeft bij afwijzing van de vorderingen van FBDW, nu die definitieve gunning bij toewijzing van de vorderingen van FBDW in gevaar kan komen.
4.6.
Voor zover nodig zullen de standpunten van FBDW en CSG met betrekking tot de vorderingen van CSU hierna worden besproken.

5.De beoordeling van het geschil

5.1.
Tussen partijen staat ter discussie of de motivering van de gunningsbeslissing voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Vervolgens moet worden beoordeeld of de door FBDW gestelde gebreken kunnen leiden tot toewijzing van haar vorderingen.
5.2.
Bij de beoordeling staat voorop dat een aanbestedende dienst op grond van artikel 2.130 van de Aanbestedingswet 2012 voldoende gemotiveerd uitleg moet geven over de redenen van zijn gunningsbeslissing, zodat afgewezen inschrijvers (en eventueel gegadigden) zich erop kunnen beraden of juridische stappen tegen de gunningsbeslissing zinvol zijn. Deze motiveringsplicht gaat echter niet zover dat de aanbestedende dienst de inschrijvingen van alle andere inschrijvers tot in detail bekend moet maken, al of niet in het kader van een vergelijking tussen de inschrijvingen bij de motivering van de gunningsbeslissing. Bij de motivering is het de aanbestedende dienst op grond van artikel 2.138 Aanbestedingswet niet toegestaan om gegevens te openbaren die die openbaarmaking de rechtmatige commerciële belangen van ondernemers zou kunnen schaden of afbreuk zou kunnen doen aan de eerlijke mededinging tussen ondernemers.
5.3.
Bij de beoordeling van de inschrijving van FBDW valt op dat zij (net als CSU) goed heeft gescoord. Binnen de gehanteerde beoordelingssystematiek (zie 3.7) betekent dit dat de inschrijving van FBDW volledig was, maar dat zij niet of niet op alle punten meerwaarde heeft gecreëerd. Dit moet blijken uit de motivering. In de conclusie van antwoord en tijdens de mondelinge behandeling heeft CSG de bij de gunningsbeslissing gegeven motivering op een aantal punten nader toegelicht. Omdat het louter ene nadere toelichting betreft en het niet gaat om nieuwe – niet eerder opgegeven – argumenten voor de gunningsbeslissing, is deze nadere motivering toelaatbaar. Anders dan FBDW heeft gesteld, is CSG binnen de gekozen beoordelingssystematiek niet verplicht om de relatieve voordelen van de winnende inschrijving bekend te maken. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn de door CSU op de subgunningscriteria behaalde scores, zoals weergegeven in de beoordelingsmatrix, in dit verband toereikend. Duidelijk is dat CSU beter heeft gescoord op Wens 3 en op Prijs. FBDW heeft niet toegelicht welk gerechtvaardigd belang zij heeft bij een nadere toelichting op de (beoordeling van de) inschrijving van CSU. Voorts merkt de voorzieningenrechter op dat de door FBDW na haar inschrijving gegeven toelichting en de bij CSG aanwezige bekendheid met de manier van werken van FBDW bij de beoordeling van de inschrijving geen rol mogen spelen. Dit punt staat tussen partijen terecht niet langer ter discussie. Hierna zullen de bezwaren van FBDW per subgunningscriterium worden nagegaan besproken.
Wens 1 Samenwerking
5.4.
Op Wens 1 heeft FBDW acht punten gescoord. Dit betekent dat zij in haar inschrijving voor deze Wens niet op alle punten meerwaarde heeft gecreëerd. In de motivering heeft CSG drie aandachtspunten genoemd. Hoewel aan FBDW moet worden toegegeven dat CSG kennelijk zwaar heeft getild aan het gebruik van het woord ‘doorstart’, rechtvaardigen de overige twee aandachtspunten (het ontbreken van SMART formuleringen met betrekking tot de expertise en ervaringen van FBDW en de datum van de startbijeenkomst) dat FBDW op dit punt niet de maximale score heeft gehaald.
Wens 2 Kwaliteit
5.5.
Op Wens 2 heeft FBDW ook acht punten gescoord, zodat het ook hier gaat om de punten waarop FBDW geen meerwaarde heeft gecreëerd. In de motivering heeft CSG als aandachtpunt genoemd het opnemen van de LOKS-methodiek in plaats van VSR-controle en het ontbreken van een toelichting op het gebruik van een externe implementatiemanager. FBDW heeft weliswaar gesteld dat zij naast de LOKS-methodiek ook de VSR-controle gebruikt, maar zij heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij dit heeft opgenomen in haar inschrijving. Hetzelfde geldt voor de toelichting op de inzet van een externe implementatiemanager. FBDW heeft weliswaar gesteld dat deze toelichting bij Wens 3 heeft gegeven, maar zij heeft niet betwist dat zij bij haar inschrijving op Wens 2 daarnaar niet heeft verwezen. Het ontbreken van een (verwijzing naar) deze punten rechtvaardigt dat FBDW op dit punt niet de maximale score heeft behaald en dat volgt uit de gegeven motivering.
Wens 3 Implementatie
5.6.
Op Wens 3 heeft FBDW vijf punten gescoord. Dit betekent dat de inschrijving volledig was, maar dat FBDW in de ogen van CSG geen meerwaarde heeft gecreëerd. Het gebrek aan meerwaarde is volgens de motivering gelegen in de korte periode van de ‘doorstart’, de noodzakelijke betrokkenheid van de schooldirecteuren bij een bijeenkomst in de drukke maand december en het ontbreken van een uitwerking van ureninzet. In de conclusie van antwoord heeft CSG toegelicht dat de overgangsperiode te kort is, omdat volgens het nieuwe contract in plaats van inspanningsgericht resultaatsgericht moet worden gewerkt. Anders dan FBDW heeft gesteld is dit geen nieuwe reden, maar een uitleg waarom de overgangsperiode volgens CSG te kort is en in ieder geval geen meerwaarde oplevert. Dat FBDW zich niet met de gegeven motivering kan verenigen, betekent niet dat dit motivering niet volstaat. Voorts staat vast dat FBDW geen opgave heeft gedaan van de voor de ureninzet van CSG, terwijl de inzet van CSG volgens de inschrijving van FBDW wel cruciaal is voor het slagen van de implementatie. Dat FBDW meende dat gedoeld werd op haar eigen ureninzet, doet niet af aan de gegeven motivering. Voor Wens 3 werd immers nadrukkelijk gevraagd naar de van CSG verlangde inspanningen (zie 3.6) en door de nadere motivering is duidelijk geworden dat het de ureninzet van CSG betrof en niet die van FBDW. Daarmee volstaat de gegeven motivering.
Wens 4 MVO
5.7.
Op Wens 4 heeft FBDW acht punten gescoord, zodat het ook hier gaat om punten waarop FBDW geen meerwaarde heeft gecreëerd. Hier heeft CSG een aandachtspunt gegeven, namelijk dat de door FBDW opgegeven inzet onvoldoende concreet is. Daarmee volstaat de gegeven motivering. Anders dan FBDW in de dagvaarding heeft gesteld, is CSG – zoals hiervoor al is overwogen – op grond van de motiveringsplicht niet gehouden om de positieve punten van CSU in de motivering te betrekken.
Prijs
5.8.
In het Aanbestedingsdocument is opgenomen dat inschrijvers hun prijs dienden in te voeren in het prijzenblad. De voorzieningenrechter begrijpt dat de in het Prijzenblad gegenereerde totaalprijs de Prijs vormde die werd meegewogen in de beoordelingssystematiek. Hierbij kreeg de inschrijver met de laagste totaalscore de score 300 (100%*30%), en de andere inschrijvers een daarvan afgeleid percentage. In het Aanbestedingsdocument staat alleen dat de totaalscore wordt meegewogen, maar niet op welke wijze dat gebeurt. De toegepaste systematiek past binnen de (vage) omschrijving en is ook niet ongebruikelijk. Indien FBDW vragen had over hoe de Prijs zou worden meegewogen, had zij daarover vooraf vragen moeten stellen. Niet valt in te zien hoe CSG de beoordeling van dit subgunningscriterium nader had moeten motiveren. De opgegeven totaalprijs en de daarmee behaalde score volstaan om na te gaan of het zinvol is om daartegen juridische stappen te ondernemen. Ook op dit punt heeft CSG dus voldaan aan haar motiveringsplicht.
Overige bezwaren
5.9.
FBDW heeft zich tijdens de mondelinge behandeling nog beklaagd over de samenstelling en deskundigheid van de beoordelingscommissie. Nog daargelaten dat FBDW vooraf geen vragen heeft gesteld over de samenstelling van de beoordelingscommissie, heeft FBDW haar bezwaren onvoldoende onderbouwd. Niet valt in te zien waarom een schooldirecteur op het gebied van schoonmaak onvoldoende deskundig zou zijn. Dat de leden van de beoordelingscommissie kennis hebben van FBDW als zittend leverancier, betekent ook niet zonder meer dat zij vooringenomen zijn. Hierbij merkt de voorzieningenrechter op dat de door FBDW voorgestelde externe beoordelingscommissie juist weer het nadeel zou kunnen hebben dat deze onvoldoende kennis heeft van de feitelijke situatie.
5.10.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat CSG de gunningsbeslissing naar behoren heeft gemotiveerd en dat de overige bezwaren onterecht zijn aangevoerd. Dit betekent dat de primair gevorderde herbeoordeling alleen al daarom moet worden afgewezen. FBDW heeft voorts niet onderbouwd waarom intrekking van de gunningsbeslissing dan wel heraanbesteding aangewezen is. De (meer) subsidiaire vorderingen worden dus ook afgewezen.
5.11.
FBDW wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. Anders dan CSG in haar conclusie van antwoord heeft betoogd, levert het aanspannen van dit kort geding geen misbruik van recht op. Temeer nu CSG na dagvaarding een nadere toelichting van haar gunningsbeslissing heeft verstrekt, is onverdedigbaar dat FBDW haar vorderingen baseerde op feiten of omstandigheden waarvan zij de onjuistheid kende of behoorde te kennen of op stellingen waarvan zij op voorhand moesten begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden.
5.12.
Nu CSG voornemens is de opdracht ook definitief te gunnen aan CSU, brengt voormelde beslissing mee dat CSU geen belang (meer) heeft bij toewijzing van haar vorderingen, zodat deze worden afgewezen. CSU zal worden veroordeeld in de kosten van CSG, welke kosten worden begroot op nihil, nu niet is gebleken dat CSG als gevolg van deze vorderingen extra kosten heeft moeten maken. FBDW moet in haar verhouding tot CSU worden aangemerkt als de in het ongelijk gestelde partij. Het doel van CSU was immers te voorkomen dat de opdracht aan FBDW zou worden gegund, welk doel is bereikt. FBDW zal dan ook worden veroordeeld in de proceskosten van CSU.
5.13.
Zoals door haar gevorderd, worden de proceskostenveroordeling ten gunste van CSU vermeerderd met de wettelijke rente, zoals in het dictum vermeld.
5.14.
Voor veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237).

6.De beslissing

De voorzieningenrechter:
6.1.
wijst het gevorderde af;
6.2.
veroordeelt CSU voor wat betreft de door haar ingestelde vorderingen jegens CSG in de kosten van CSG, tot op heden begroot op nihil;
6.3.
veroordeelt FBDW in de overige proceskosten, tot op heden aan de zijde van zowel CSG als CSU telkens begroot op € 1.683,--, waarvan € 1.016,-- aan salaris advocaat en € 667,-- aan griffierecht;
6.4.
bepaalt dat de verschuldigde proceskosten dienen te worden voldaan binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis en dat – bij gebreke daarvan – daarover de wettelijke rente verschuldigd is;
6.5.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op 17 november 2021.
wj