ECLI:NL:RBDHA:2021:13707
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen door Autoriteit Persoonsgegevens
Op 17 juni 2020 heeft eiser, wonende in Frankrijk, een klacht ingediend bij de Autoriteit Persoonsgegevens (verweerder) over vermeende schendingen van de Algemene verordening gegevensbescherming door de Belastingdienst. Eiser heeft verweerder op 22 december 2020 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit. Na een beroep op 25 februari 2021, heeft verweerder op 8 maart 2021 een dwangsom toegekend voor het niet tijdig beslissen. Op 25 maart 2021 heeft verweerder alsnog een besluit genomen naar aanleiding van de klacht van eiser. Eiser heeft vervolgens aangegeven het beroep voort te willen zetten tegen dit besluit. Verweerder heeft op 26 juli 2021 verzocht om het beroep te verwijzen naar hen voor behandeling als bezwaar, wat eiser niet accepteerde. Eiser heeft ook een wrakingsverzoek ingediend tegen de volledige rechtbank Den Haag, wat op 29 september 2021 niet-ontvankelijk werd verklaard.
De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld, omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was. De rechtbank oordeelde dat het belang van eiser bij een uitspraak op het beroep niet tijdig beslissen was komen te vervallen, omdat verweerder inmiddels een besluit had genomen. De rechtbank heeft het beroep tegen het besluit van 25 maart 2021 doorverwezen naar verweerder voor behandeling als bezwaar, en bepaald dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht moet vergoeden. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.