Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 november 2021 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser,
het college van burgemeester en wethouders van Leiden, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die gepensioneerd is en al geruime tijd gehoorgestoord, en het college van burgemeester en wethouders van Leiden. De eiser had op 18 december 2020 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van hoortoestellen, welke aanvraag door verweerder werd afgewezen. In het bestreden besluit van 12 februari 2021 werd het bezwaar van eiser tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 26 juli 2021 was eiser aanwezig, maar verweerder was afwezig. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om aanvullende vragen aan verweerder te stellen. Na ontvangst van de antwoorden van verweerder en de reactie van eiser hierop, heeft de rechtbank besloten het onderzoek te sluiten zonder een nadere zitting.
De rechtbank overwoog dat volgens artikel 15 van de Participatiewet (Pw) geen recht op bijstand bestaat als er een voorliggende voorziening is die toereikend en passend is. De Zorgverzekeringswet (Zvw) wordt als een dergelijke voorziening beschouwd. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag voor bijzondere bijstand terecht was, omdat eiser geen acute noodsituatie kon aantonen die bijstandsverlening noodzakelijk maakte. Ook het beroep op het vertrouwensbeginsel werd afgewezen, omdat eiser niet kon aantonen dat er toezeggingen waren gedaan door de overheid over toekomstige bijstandsverlening.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.