ECLI:NL:RBDHA:2021:13383

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 november 2021
Publicatiedatum
6 december 2021
Zaaknummer
NL21.15526
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardige identiteit en herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 november 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een man van Burkinese nationaliteit, had op 14 juli 2020 in Nederland een asielaanvraag ingediend, waarbij hij stelde dat hij problemen had met zijn familie in Burkina Faso. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de asielaanvraag echter afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de rechtbank de identiteit en herkomst van eiser ongeloofwaardig achtte. Eiser had bij zijn visumaanvraag een Burkinees paspoort overgelegd, maar de rechtbank concludeerde dat hij valse informatie had verstrekt over zijn identiteit. Eiser had geen documenten overgelegd die zijn herkomst konden onderbouwen en zijn verklaringen waren vaag en inconsistent. De rechtbank oordeelde dat eiser niet had aangetoond dat de informatie in het EU-vis systeem onjuist was en dat hij zich waarschijnlijk te kwader trouw had ontdaan van zijn identiteitsdocumenten. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht was.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.15526

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], eiser

v-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. P.R. van de Water),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.H.H.P.M. Kelderman).

ProcesverloopBij besluit van 30 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL21.15527, op 12 november 2021 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij op [geboortedatum] 2002 in Ivoorkust is geboren en dat hij de Burkinese nationaliteit heeft. Op 14 juli 2020 heeft hij in Nederland een asielaanvraag ingediend. Hieraan heeft hij ten grondslag gelegd dat hij problemen heeft met zijn familie. Na het overlijden van zijn ouders in 2016 is eiser vanuit Ivoorkust naar zijn oom en oma in Burkina Faso gebracht. De oom was streng en mishandelde hem. Eiser mocht niet naar school en moest werken. De oom keurde de vriendschap van eiser met zijn vrienden af vanwege de seksuele gerichtheid van die vrienden. Toen hij eiser betrapte op het moment dat hij zijn vrienden omhelsde, heeft hij eiser met een steen geslagen. Met hulp van zijn oma heeft eiser in 2018 Burkina Faso verlaten. Eiser stelt verder dat hij in 2018 Europa is ingereisd.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder eiser gevolgd in zijn nationaliteit, maar zijn gestelde identiteit en herkomst ongeloofwaardig geacht. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat uit onderzoek in EU-vis [2] is gebleken dat de Belgische autoriteiten op 29 juni 2018 in Ambabel, Ouagadougou (Burkina Faso) aan eiser een visum hebben verstrekt dat geldig was van 29 juni 2018 tot 21 juli 2018. Bij de visumaanvraag heeft eiser volgens verweerder een Burkinees paspoort overgelegd. Dit paspoort is afgegeven op 22 juni 2017 en op naam gesteld van [bestreden naam eiser], geboren op [bestreden geboortedatum eiser] 1994 in Treichville (Ivoorkust), van Burkinese nationaliteit. Eiser heeft bij de asielaanvraag andere persoonsgegevens opgegeven en niet met concrete en objectieve informatie onderbouwd dat de informatie in EU-vis niet juist. Eiser heeft evenmin met zijn verklaringen aannemelijk gemaakt dat het door hem gebruikte paspoort en het visumdossier (ver)vals(t) zijn. Verweerder gaat er daarom vanuit dat eiser bij de visumaanvraag gebruik heeft gemaakt van een authentiek en origineel document dat hem toebehoort en waarmee hij op legale wijze uit Burkina Faso is vertrokken en Frankrijk is ingereisd. Verweerder heeft de overige verklaringen van eiser over zijn identiteit, herkomst en de gestelde problemen niet geloofwaardig gevonden. Volgens verweerder heeft eiser hem misleid door valse informatie te verstrekken omtrent zijn identiteit en heeft hij zich waarschijnlijk, te kwader trouw, ontdaan van een identiteits- of reisdocument. Ook heeft hij verklaringen afgelegd die als kennelijk vals worden aangemerkt.
3. Eiser betwist dat hij ongeloofwaardig heeft verklaard over zijn herkomst en de ondervonden problemen. Verder voert hij aan dat hij niet degene is geweest die het visum heeft aangevraagd en meent hij dat de aanvraag ten onrechte als kennelijk ongegrond is afgewezen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Niet in geschil is dat eiser bij zijn asielaanvraag een andere identiteit heeft opgegeven dan bij de aanvraag en de afgifte van het Belgische visum waarmee eiser naar Europa is gereisd.
5. Verweerder mag in beginsel uitgaan van de juistheid van de informatie in Eu-vis. Terecht heeft verweerder erop gewezen dat bij een visumaanvraag een geldig reisdocument wordt overgelegd [3] en biometrische kenmerken (vingerafdrukken) van de aanvrager worden verzameld. [4] Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat in zijn geval de informatie in
Eu-vis onjuist is. [5]
6. Er is geen reden om in dit geval te twijfelen aan de juistheid van de gegevens die aan de afgifte van het visum ten grondslag liggen. Eiser heeft zijn stelling dat voor de visumaanvraag gebruik is gemaakt van een vals paspoort niet onderbouwd met het gebruikte paspoort. Verweerder stelt verder terecht dat eiser met zijn verklaringen niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij het paspoort onder dwang heeft moeten afstaan. Eiser heeft volgens zijn verklaringen het paspoort immers in handen gehad bij zijn aankomst in Frankrijk en heeft daar toen niet gevraagd om asiel.
7. Vaststaat dat eiser ook overigens geen documenten heeft overgelegd over zijn identiteit en herkomst. Verweerder heeft er daarbij onbetwist op gewezen dat uit overheidsinformatie uit Burkina Faso blijkt dat eiser - ook voor het verkrijgen van een Burkinees paspoort - in het bezit moet zijn geweest van een identiteitsdocument. Voor zover eiser in verband met zijn identiteit nog heeft gesteld dat zijn uittreksel uit het geboorteregister in Frankrijk in beslag is genomen, geldt dat hij dit niet heeft weten te onderbouwen met een verklaring van de Franse autoriteiten.
8. Daarnaast heeft verweerder de verklaringen van eiser over de afgifte van het paspoort en het visum niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Verweerder wijst er allereerst terecht op dat het door eiser gebruikte paspoort al in 2017 is afgegeven. Dit rijmt niet met eisers toelichting dat dit paspoort zou zijn geregeld voor zijn vlucht in 2018.
Verder stelt verweerder in het bestreden besluit terecht dat eiser vage en wisselende verklaringen heeft afgelegd over de verkrijging van het paspoort. Eiser heeft immers op verschillende vragen geantwoord van niets te weten. [6] Daarnaast heeft eiser enerzijds verklaard dat hij voor het verkrijgen van het paspoort nergens naar toe is gegaan, terwijl hij anderzijds alsnog verklaart over de plaats waar hij naartoe is gegaan voor de pasfoto op het paspoort. [7] Verweerder heeft erop gewezen dat op grond van de algemeen bekende informatie over de visumprocedure eiser voor de verkrijging van het visum persoonlijk heeft moeten verschijnen bij de Belgische autoriteiten in Burkina Faso. Gelet hierop heeft verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig gevonden dat eiser niets zegt te weten over het opgegeven zakelijke reisdoel van de visumaanvraag, dat in het visumdossier uitvoerig is toegelicht. Eiser wordt dan ook niet gevolgd in zijn stelling in het aanvullend beroepschrift dat hij door anderen is gedupeerd en dat hij zelf heeft getracht om zo volledig mogelijk te verklaren.
9. Ook twijfelt verweerder niet ten onrechte aan de door eiser opgegeven herkomst uit Burkina Faso. Eiser heeft geen enkel document overgelegd om zijn gestelde herkomst aan te tonen. Verder heeft verweerder erop gewezen dat eiser uitsluitend vage en niet verifieerbare verklaringen heeft afgelegd over zijn woonomgeving. Zo heeft eiser verklaard over ‘grote vlaktes, en een droge en harde grond. Op sommige plekken zijn bergen en op andere plekken zijn zandvlaktes’. [8] Nu eiser stelt dat hij twee jaar in zijn woonplaats heeft gewoond [9] , mag van hem worden verwacht dat hij hierover meer kan vertellen. Eerst in de zienswijze noemt eiser concrete controleerbare plaatsnaamaanduidingen uit zijn gestelde voormalige woonomgeving. Verweerder stelt echter terecht dat eiser hiervoor de correcties en aanvullingen op het gehoor had moeten gebruiken. Bovendien doet deze nieuwe informatie niet af aan de door eiser afgelegde vage verklaringen. Eisers opmerking in het aanvullend beroepschrift dat in zijn woonomgeving weinig aanknopingspunten zijn te vinden voor concretere verklaringen neemt de hiervoor genoemde tegenwerpingen niet weg.
10. Gelet op de bij de visumaanvraag gegeven informatie over eisers werk in Burkina Faso heeft verweerder vraagtekens kunnen plaatsen bij de geloofwaardigheid van eisers asielmotieven, omdat eiser in zijn asielrelaas een hele andere persoonlijke achtergrond heeft geschetst. Ook het feit dat eiser in Frankrijk niet om asiel heeft gevraagd doet, anders dan eiser in het aanvullend beroepschrift betoogt, afbreuk aan eisers geloofwaardigheid. Eiser heeft zijn stelling dat hij de Franse politie om hulp heeft gevraagd niet onderbouwd. Daarnaast heeft verweerder kunnen tegenwerpen dat eiser zijn problemen, volgend op het gestelde overlijden van zijn ouders in Ivoorkust, in het geheel niet heeft onderbouwd. Zo heeft eiser geen overlijdensaktes overgelegd, terwijl in Ivoorkust wel een verplichting bestaat om overledenen te registreren. Eisers stelling in het aanvullend beroepschrift dat hij nooit in het bezit is geweest van overlijdensaktes neemt niet weg dat verweerder er terecht op heeft gewezen dat eiser al drie jaar in Europa verblijft en tot op heden geen kenbare inspanningen heeft verricht om alsnog aan onderbouwende documenten te komen.
11. Ten slotte heeft verweerder uitvoerig gemotiveerd uiteengezet dat de door eiser afgelegde verklaringen over zijn gestelde problemen in Burkina Faso ongeloofwaardig zijn. In het bestreden besluit is verweerder eveneens voldoende gemotiveerd ingegaan op de zienswijze op dit punt. Eiser heeft in beroep niet nader geconcretiseerd op wat voor punten hij het niet eens is met die motivering.
12. Gelet op het bovenstaande heeft verweerder terecht geconcludeerd dat eiser hem heeft misleid omtrent zijn identiteit en dat eiser zich waarschijnlijk, te kwader trouw, heeft ontdaan van zijn paspoort. Dat het opgeven van onjuiste personalia als zodanig niet zonder meer een afwijzing op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw rechtvaardigt, neemt niet weg dat verweerder gelet op de uit het visumdossier bekende informatie heeft kunnen concluderen dat eiser kennelijk valse verklaringen heeft afgelegd.
13. De asielaanvraag is daarom terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.E. Paulus, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, d en e, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Visuminformatiesysteem
3.Artikel 12 van de Visumcode (Verordening (EG) nr. 810/2009).
4.Artikel 13 van de Visumcode.
5.Zie hiervoor de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 5 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1856.
6.Rapport eerste gehoor van 6 oktober 2020, p. 6 van 8.
7.Rapport eerste gehoor, p. 6 van 8.
8.Rapport aanmeldgehoor van 23 juli 2020, p. 5 van 13.
9.Rapport nader gehoor van 8 december 2020, p. 10 van 18.