ECLI:NL:RBDHA:2021:13328
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd wegens onherroepelijke veroordelingen voor misdrijven
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 november 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen de intrekking van de verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd van eiser, die de Iraakse nationaliteit heeft. De intrekking vond plaats op basis van meerdere onherroepelijke veroordelingen voor misdrijven, waaronder bedreiging, vernieling en zware mishandeling. Eiser had eerder een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, die op 10 juli 2007 werd omgezet naar een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd. De rechtbank oordeelde dat de verweerder niet verplicht was om te toetsen aan het Unierechtelijke openbare ordebegrip, omdat de verblijfsvergunning was verleend op basis van een nationaalrechtelijke grond. De rechtbank concludeerde dat er geen strijd was met het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel, en dat de intrekking van de verblijfsvergunning en het opgelegde inreisverbod rechtmatig waren. Eiser had geen reëel risico op ernstige schade bij terugkeer naar Irak, en de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.