ECLI:NL:RBDHA:2021:13319
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van toeslag op WAO-uitkering met betrekking tot het vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. L. Rijsdam, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door C. Schravesande. Eiseres ontving een toeslag op haar WAO-uitkering, die in een besluit van 27 mei 2019 door verweerder werd herzien en een bedrag van € 1.125,22 werd teruggevorderd. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 24 januari 2020. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op 22 augustus 2018 een toeslag op grond van de Toeslagenwet (TW) is toegekend. Eiseres heeft op 20 mei 2019 een wijzigingsformulier ingediend, waarin zij meldde dat haar man een IVA-uitkering ontving. Verweerder heeft de toeslag herberekend en het terugvorderingsbedrag vastgesteld. Eiseres betwistte de terugvordering en voerde aan dat zij altijd openheid van zaken heeft gegeven en dat zij mocht vertrouwen op de mededelingen van verweerder.
De rechtbank oordeelde dat de terugvordering terecht was, omdat eiseres in de periode van 1 januari 2018 tot en met 31 mei 2019 te veel toeslag had ontvangen. De rechtbank verwierp het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel, omdat de onjuiste mededeling van verweerder snel was ingetrokken en eiseres niet had aangetoond dat zij hierdoor nadeel had ondervonden. De rechtbank concludeerde dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien en verklaarde het beroep ongegrond.