ECLI:NL:RBDHA:2021:13318

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 oktober 2021
Publicatiedatum
3 december 2021
Zaaknummer
20/3302
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van ZW-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid met betrekking tot psychische en fysieke klachten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. S. van der Giesen, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had een Ziektewet (ZW) uitkering die per 30 november 2019 door verweerder werd beëindigd. Dit besluit werd door eiseres bestreden, waarna een beroepsprocedure volgde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om aanvullende informatie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep te verkrijgen. Eiseres voerde aan dat haar psychische klachten onvoldoende waren meegenomen in de beoordeling van haar arbeidsongeschiktheid, en dat de wijziging van haar maatmaninkomen in strijd was met het verbod van reformatio in peius. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts b&b zorgvuldig te werk is gegaan en dat de rapporten voldoende duidelijk waren. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling en dat de beëindiging van de ZW-uitkering terecht was. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/3302

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. S. van der Giesen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: J.H. Swart).

Procesverloop

In het besluit van 21 oktober 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de uitkering die eiseres op grond van de Ziektewet (ZW) ontving per 30 november 2019 beëindigd.
In het besluit van 25 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben aanvullende stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft door middel van Skype plaatsgevonden op 8 juni 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen een reactie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) te vragen.
Op 22 juni 2021 heeft de rechtbank een nader rapport van de verzekeringsarts b&b van 9 juni 2021 ontvangen. Dit rapport is in afschrift naar eiseres toegezonden. De reactie van eiseres is op 3 augustus 2021 ontvangen.
Nadat geen van partijen te kennen heeft gegeven op een nadere zitting te willen worden gehoord, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.1.
De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres was laatstelijk werkzaam als pedagogisch medewerker kinderopvang. Zij heeft zich op 14 februari 2018 ziekgemeld met darmklachten waarna aan haar een ZW-uitkering is toegekend. De ZW-uitkering is per 18 juli 2017 omgezet in een zwangerschaps- en bevallingsuitkering (WAZO).
1.2.
Op 20 augustus 2018 is eiseres bevallen van een dochter. Eiseres heeft zich per datum beëindiging WAZO, 30 oktober 2018, ziek gemeld met psychische klachten. Aan haar is vervolgens een ZW-uitkering toegekend.
2.1.
In het kader van de eerstejaars ZW-beoordeling zijn de beperkingen van eiseres door de primaire verzekeringsarts vastgelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 9 september 2019. Aan de hand van de FML zijn door de primaire arbeidsdeskundige diverse functies voor eiseres geduid. Op basis hiervan heeft verweerder in het primaire besluit vastgesteld dat eiseres vanaf 30 november 2019 geen recht meer heeft op een ZW-uitkering, omdat zij meer dan 65% van het loon kan verdienen dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
2.2.
In het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. Aan het besluit heeft verweerder de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) en de arbeidsdeskundige b&b ten grondslag gelegd.
3. Eiseres voert aan dat haar psychische klachten onvoldoende zijn meegenomen bij het vaststellen van de arbeidsbeperkingen. De verzekeringsarts b&b heeft onvoldoende acht geslagen op de informatie van de behandelend sector dat sprake is van een ernstige depressie en posttraumatische stressstoornis (PTSS). De ernst van de psychische klachten neemt toe, als gevolg waarvan ook de medicatie moest worden opgehoogd. Verder heeft eiseres astmaklachten, buikklachten, last van pijn aan de rechterknie, waardoor ze niet kan bukken of knielen en bekkenklachten, waardoor ze niet lang achtereen kan zitten of geboden actief kan zijn, maar beperkt is bij tillen, duwen en trekken en heupen. Ter onderbouwing van haar beroep heeft eiseres medische stukken overgelegd. Tenslotte betoogt eiseres dat haar maatvrouwinkomen in afwijking van de primaire fase onjuist is vastgesteld. De wijziging van de maatman door de arbeidsdeskundige b&b is volgens eiseres in strijd met het verbod van reformatio in peius.
De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De rechtbank stelt voorop dat verweerder zijn besluiten over de mate van arbeidsongeschiktheid van een betrokkene mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, indien deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende duidelijk zijn. Dit betekent niet dat deze rapporten en het daarop gebaseerde besluit in beroep niet kunnen worden aangevochten. Het is echter aan de betrokkene om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat de rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, niet voldoende duidelijk zijn, dan wel dat de in de rapporten gegeven beoordeling onjuist is.
4.2.
De primaire verzekeringsarts heeft eiseres op het spreekuur gezien. Hij heeft dossierstudie verricht en eiseres lichamelijk en psychisch onderzocht. De primaire verzekeringsarts heeft de bevindingen neergelegd in zijn rapport van 9 september 2019. Hij stelt vast dat eiseres bekend is met PTSS en een depressieve episode. Volgens de primaire verzekeringsarts is een deel van de psychische klachten te relateren aan de zwangerschap, maar de fysieke klachten aan buik, bekken en been niet. Vanwege deze klachten en een laag Hb kan ze mentaal en fysiek weinig belastend werk verrichten. De benutbare mogelijkheden van eiseres zijn weergegeven in de FML van 9 september 2019.
4.3.
Naar aanleiding van het bezwaar heeft de verzekeringsarts b&b op 6 maart 2020 een rapport uitgebracht. Hij heeft zich daarbij gebaseerd op een spreekuuronderzoek op 19 februari 2020 en bestudering van het dossier, inclusief de in bezwaar ingebrachte medische gegevens. Naar aanleiding van de informatie van de psycholoog en de eigen bevindingen scherpt de verzekeringsarts b&b de beperkingen aan in het persoonlijk en sociaal functioneren. Daarbij tekent de verzekeringsarts b&b aan dat hij geen aanwijzingen heeft voor een ernstige depressie zoals de behandelend psycholoog stelt. Ook heeft hij geen psychotisch beeld waargenomen. Hij neemt beperkingen op ten aanzien van het werken onder gevaar opleverende omstandigheden en het beroepsmatig chaufferen. Tevens worden hiermee de duizeligheidsklachten van eiseres ondervangen. Wegens de astma en de bloedarmoede van eiseres worden ook de beperkingen ten aanzien van de fysieke belasting aangescherpt. Een verdergaande urenbeperking acht de verzekeringsarts b&b niet aan de orde. De verzekeringsarts b&b heeft de aanvullende beperkingen opgenomen in de door hem aangepaste FML.
4.4.
Naar aanleiding van de in beroep ingebrachte medische stukken heeft de verzekeringsarts b&b op 26 mei 2021 een aanvullend rapport uitgebracht. Hij merkt op dat er ruime psychische beperkingen zijn aangenomen Voor verdergaande beperkingen ontbreekt een medische onderbouwing. Op de datum in geding was er bovendien geen begeleiding of behandeling bij een psycholoog of psychiater. Voor de fysieke klachten zijn al tijdens de primaire beoordeling beperkingen aangenomen en in beroep zijn geen nieuwe medische gegevens ingebracht om verdergaande fysieke beperkingen aan te nemen. Uit de in beroep ingebrachte medische stukken blijkt dat er vanwege de buikklachten nader onderzoek plaatsvond na het nuttigen van een maaltijd en dat er geen hernia is geconstateerd. Ook over de overige fysieke klachten is geen nieuwe medische informatie ingebracht. De verzekeringsarts b&b concludeert dat hij geen aanleiding ziet om het medische oordeel te wijzigen.
4.5.
Het onderzoek ter zitting is geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen een reactie van de verzekeringsarts b&b te vragen op de door eiseres overgelegde brief van de fysiotherapeut van 31 mei 2021. De verzekeringsarts b&b heeft op 9 juni 2021 een nader rapport uitgebracht. Hij stelt vast dat in de brief van de fysiotherapeut wordt gesproken van verhoogde spierspanning en verminderde coördinatie rondom het bekken. Langdurig zitten zou hierdoor een probleem zijn. De verzekeringsarts b&b stelt echter vast dat voor deze klachten geen duidelijk medisch substraat aanwezig is. Er zijn geen foto’s van het bekken of de onderrug gemaakt. Ook zijn er geen onderzoeken of behandelingen bij een orthopeed, gynaecoloog of neuroloog. De ernst en mate van de claim van het niet langdurig kunnen zitten, kan niet worden verklaard met medische afwijkingen. De ingebrachte informatie geeft hem geen aanleiding om het medische oordeel te wijzigen.
5.1.
De rechtbank ziet geen aanknopingspunten om het verrichte medisch onderzoek onzorgvuldig te achten. De verzekeringsarts b&b heeft het dossier bestudeerd en lichamelijk en psychisch onderzoek verricht. Hij heeft alle in het dossier aanwezige medische informatie bij zijn oordeelsvorming betrokken. Bovendien zijn alle door eiseres geuite gezondheidsklachten kenbaar in de beoordeling van de verzekeringsarts b&b betrokken, ook de astma. Voor zover eiseres aanvoert dat de verzekeringsarts in een half uur tot een uur niet een oordeel kan vormen, wijst de rechtbank erop dat verzekeringsartsen bij uitstek deskundig zijn te achten om aan de hand van de door een betrokkene aangegeven klachten en de beschikbare medische informatie de belastbaarheid van de betrokkene vast te stellen. Anders dan van de behandelaar is het de taak, bevoegdheid en specifieke deskundigheid van de verzekeringsartsen om de (arbeids)beperkingen vast te stellen.
5.2.
De rechtbank ziet evenmin aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de verzekeringsgeneeskundige beoordeling. De stelling van eiseres dat zij meer beperkt is dan door de verzekeringsarts b&b is vastgesteld, volgt de rechtbank niet. De verzekeringsarts b&b heeft zijn medisch oordeel voldoende duidelijk gemotiveerd, zowel ten aanzien van het niet geheel volgen van de psycholoog als ten aanzien van de conclusie van de fysiotherapeut. Het merendeel van de medische stukken die eiseres heeft overgelegd, ziet bovendien niet op de datum in geding.
6.1.
Aan de hand van de aangepaste FML heeft de arbeidsdeskundige b&b de door de primaire arbeidsdeskundige geduide functies heroverwogen. Enkele geduide functies zijn komen te vervallen. Aan de hand van de aangepaste FML heeft de arbeidsdeskundige b&b de functies van archiefmedewerker (SBC-code 553020), productiemedewerker industrie (SBC-code 111180) en textielproductenmaker (SBC-code 111160) nog steeds geschikt geacht. Volgens de primaire arbeidsdeskundige was de maatmanomvang 21,51 uur per week met als bijbehorend maatmaninkomen €18,83 per uur. De arbeidsdeskundige b&b heeft naar aanleiding van het bezwaar de maatmanomvang aangepast naar 26,40 uur per week met als bijbehorend maatmaninkomen €16,56 per uur. Op grond van deze gegevens heeft de arbeidsdeskundige b&b vastgesteld dat eiseres 82,92% van haar maatmaninkomen kan verdienen.
6.2.
Naar aanleiding van het in beroep ingebrachte verzoek om het maatmanloon anders te bepalen, heeft de arbeidsdeskundige b&b op 16 november 2020 een aanvullend rapport uitgebracht. De arbeidsdeskundige b&b concludeert dat, omdat er sprake is van verschillende arbeidscontracten, er moet worden uitgegaan van het laatste actieve contract. Hij bestrijdt dat vanzelfsprekend zou zijn om een refertejaar een heel jaar voor te verlengen. Het vaste contract van eiseres is per 1 april 2017 gewijzigd in een nul uren contract en vanuit dat laatste contract is zij ziek geworden. Voor de WIA is dit laatste contract relevant en geeft dit het meest representatieve beeld van de maatgevende arbeid die het laatst is verricht volgens het toen geldende arbeidscontract. Er bestaat dan ook geen aanleiding om het maatmanloon te wijzigen.
6.3.
Eiseres heeft in haar reactie verwezen naar de vaststelling van de maatman door de primaire arbeidsdeskundige. Naar haar mening is de wijziging van het maatmanloon in bezwaar in strijd met het verbod op reformatio in peius.
6.4.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt, in tegenstelling tot wat eiseres stelt, niet uit de stukken dat de primaire arbeidsdeskundige op de hoogte was van de laatste contractwijzing. Uit het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 23 maart 2020 blijkt bovendien dat ook eiseres hier niet van op de hoogte was, maar dit heeft geleerd uit navraag bij haar voormalig werkgever. De primaire arbeidsdeskundige ging blijkens zijn rapport, in tegenstelling tot de arbeidsdeskundige b&b, uit van een nul-urencontract gedurende de gehele referteperiode. Hier vloeit het verschil in maatman uit voort. De arbeidsdeskundige b&b heeft de maatman aangepast naar aanleiding van de contractwijziging. Zij heeft goed gemotiveerd hoe en waarom zij tot haar conclusie is gekomen. Nu eiseres niet heeft aangetoond waarom de berekening van de arbeidsdeskundige b&b onjuist zou zijn, volgt de rechtbank het oordeel van de arbeidsdeskundige b&b.
6.5.
Voor zover eiseres stelt dat er sprake is van reformatio in peius, wijs de rechtbank er op dat eiseres zelf heeft verzocht om wijziging van de maatman. Dat zij zich achteraf niet kan vinden in de uitkomst, maakt niet dat van andere gegevens moet worden uitgegaan. Bovendien is niet gebleken van een verslechtering van haar rechtspositie. Immers, indien het maatmanloon terug zou worden gewijzigd, is de uitkomst nog steeds dat zij meer dan 65% van haar maatmanloon kan verdienen.
7. Uit het voorgaande volgt dat verweerder naar het oordeel van de rechtbank terecht de ZW-uitkering van eiseres met ingang van 30 november 2019 heeft beëindigd.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.T. Aalbers, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A.C. van Poelgeest, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 oktober 2021.
De rechter is verhinderd te tekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.