ECLI:NL:RBDHA:2021:13171

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 november 2021
Publicatiedatum
30 november 2021
Zaaknummer
NL21.17108
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring asielaanvraag van statushouder in Cyprus

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 november 2021 uitspraak gedaan in een beroep van een eiser van Somalische nationaliteit, die zijn asielaanvraag in Nederland had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag niet-ontvankelijk verklaard, omdat de eiser internationale bescherming geniet in Cyprus. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. Tijdens de zitting op 17 november 2021 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij de eiser zijn bezwaren tegen de niet-ontvankelijkheid naar voren heeft gebracht.

Eiser betoogde dat het bestreden besluit onzorgvuldig was voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. Hij stelde dat hij problemen had ondervonden met het vinden van werk en dat hij medische hulp was geweigerd in Cyprus. De rechtbank oordeelde echter dat het niet onredelijk was om van eiser te verwachten dat hij naar Cyprus terugkeert, gezien zijn status als statushouder. De rechtbank wees erop dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing was, wat betekent dat verweerder ervan uit mocht gaan dat Cyprus zijn verdragsverplichtingen nakomt.

De rechtbank concludeerde dat eiser onvoldoende bewijs had geleverd dat Cyprus zijn internationale verplichtingen niet nakomt. Bovendien was er geen objectief bewijs dat de verblijfsrechtelijke positie van eisers vrouw problematisch was. De rechtbank oordeelde dat de aanvraag terecht niet-ontvankelijk was verklaard en dat het beroep ongegrond was. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak vermeld, waarbij hoger beroep mogelijk is bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.17108
V-nummers: [nummer 1] en [Nummer 2]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] , eiser,

mede namens zijn minderjarige kind
[naam 2],
(gemachtigde: mr. H.A.C. Klein Hesselink),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Visschers).

ProcesverloopBij besluit van 28 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 17 november 2021 op zitting behandeld, samen met eisers verzoek om een voorlopige voorziening (NL21.17109). Eiser is samen met zijn minderjarige kind verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Yahye. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Somalische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] . Hij heeft op 14 oktober 2021 een asielaanvraag ingediend in Nederland. Verweerder heeft deze aanvraag niet-ontvankelijk verklaard omdat eiser internationale bescherming geniet in Cyprus. [1]
2. Eiser stelt zich op het standpunt dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd, er kan in redelijkheid niet van hem verwacht worden dat hij naar Cyprus terugkeert. Eiser voert aan dat hij problemen heeft ondervonden met het vinden van werk en dat hij door het ziekenhuis is geweigerd toen hij om medische behandeling vroeg. Zijn verklaringen omtrent werk en medische behandeling worden bevestigd door de bij zienswijze overgelegde geciteerde passages uit het AIDA-rapport. [2] Voorts stelt eiser dat de verblijfsrechtelijke positie van zijn vrouw (en zijn op Cyprus geboren kind) nog steeds niet geregeld is. Eiser heeft in dit verband ter onderbouwing twee brieven overgelegd gericht aan de Cypriotische immigratiedienst. Tot slot stelt eiser zich op het standpunt dat van hem niet verwacht kan worden dat hij zich tot de Cypriotische overheid wendt om bescherming en/of hulp te vragen gezien het aanhoudende conflict tussen Grieks Cyprus en Turks Cyprus.
De rechtbank oordeelt als volgt.
3. Het is niet in geschil dat eiser internationale bescherming in Cyprus heeft. Om die reden is sprake van een zodanige band met Cyprus dat het voor eiser niet onredelijk is om naar dat land te gaan. [3] Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder ervan uitgaan dat Cyprus zijn verdragsverplichtingen in het algemeen zal nakomen jegens statushouders. Het ligt op eisers weg om aannemelijk te maken dat Cyprus dit niet doet en dat hij dus een reëel risico loopt op schending van fundamentele rechten.
4. In wat eiser heeft aangevoerd, ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding voor het oordeel dat verweerder ten aanzien van Cyprus niet langer van interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan. Uit de geciteerde overgelegde passages uit het AIDA-rapport blijkt dat er moeilijkheden kunnen optreden ten aanzien van het verkrijgen van toegang tot de arbeidsmarkt en de gezondheidszorg, dit is echter onvoldoende om aan te nemen dat Cyprus zijn internationale verplichtingen niet meer nakomt. Daarbij komt dat eiser heeft verklaard dat hij heeft gewerkt, dat hij geen klacht heeft ingediend over de (slechte) arbeidsomstandigheden en dat hij niet geprobeerd heeft om aan ander werk te komen. [4] Eiser heeft daarnaast verklaard dat hij over huisvesting beschikte en dat hij is verhuisd naar een goedkoper huis.
5. Verweerder heeft terecht overwogen dat geen objectieve gegevens zijn overgelegd waaruit blijkt dat eisers vrouw geen verblijfsvergunning heeft, terwijl hij blijkens zijn verklaringen wel in het bezit is van zulke documenten. [5] Tevens blijkt nergens uit dat het handelen van de Cypriotische overheid hierin jegens eiser onrechtmatig zou zijn.
6. Verweerder heeft voorts terecht overwogen dat, alhoewel niet ontkend wordt dat mogelijk sprake is van een vijandige houding van Cypriotische burgers jegens eiser en andere migranten, dit niet leidt tot het oordeel dat er sprake is van een situatie die in strijd is met artikel 3 van het EVRM [6] of artikel 4 van het Handvest. [7] In dit verband heeft verweerder terecht de verklaring van eiser betrokken dat hij zelf geen onveilige situaties heeft meegemaakt en dat Cyprus een veilig land is waar hij blij mee was. [8]
7. Het is aan eiser als statushouder om zijn daaruit voortvloeiende rechten in Cyprus te effectueren. Verweerder heeft terecht overwogen dat uit de verklaringen van eiser niet is gebleken dat hij (voldoende) inspanning heeft geleverd om zijn situatie te verbeteren. Ten aanzien van de twee overgelegde brieven die eiser heeft geschreven aan de Cypriotische immigratiedienst heeft verweerder zich ter zitting niet ten onrechte op standpunt gesteld dat onduidelijk is of deze brieven zijn verzonden en of er een reactie op deze brieven is gekomen. Ook is niet gebleken dat er op een andere manier geprobeerd is om een klacht in te dienen. Eiser dient zich bij voorkomende problemen tot de (hogere) Cypriotische autoriteiten te wenden. Niet is gebleken dat dit voor eiser niet mogelijk dan wel bij voorbaat zinloos zou zijn.
8. De aanvraag is terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond. Voor
een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr.N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.AIDA-rapport over Cyprus 2020.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:442.
4.Pagina’s 7 en 8 rapport gehoor bescherming EU, EER, of Zwitserland (verder: rapport gehoor bescherming).
5.Pagina 6 rapport gehoor bescherming.
6.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
7.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
8.Pagina 9 rapport gehoor bescherming.