ECLI:NL:RBDHA:2021:13164

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 november 2021
Publicatiedatum
30 november 2021
Zaaknummer
NL21.18280 en NL21.18281
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in asielzaak met presentatie bij Iraanse ambassade

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 23 november 2021 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekers, bestaande uit een gezin met een minderjarig kind, hadden beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun asielaanvragen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De verzoekers waren uitgenodigd voor een presentatie op de Iraanse ambassade te Den Haag, terwijl hun beroepen nog aanhangig waren. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van onverwijlde spoed, aangezien de presentatie op 25 november 2021 zou plaatsvinden. De rechter overwoog dat het belang van verzoekers om niet geconfronteerd te worden met de Iraanse autoriteiten zwaarder woog dan het belang van de staatssecretaris om voorbereidingen te treffen voor een mogelijke uitzetting. Daarom werd de gevraagde voorlopige voorziening toegewezen, waarbij de staatssecretaris werd verboden om verzoekers te presenteren bij de ambassade tot vier weken na de beslissing op de beroepen. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoekers, vastgesteld op € 748. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL21.18280, NL21.18281

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[naam 1] , V-nummer: [nummer 1] , verzoeker

[naam 2], V-nummer: [nummer 2] , verzoekster
mede namens hun minderjarige kind
[naam 3], V-nummer: [nummer 3]
hierna tezamen: verzoekers
(gemachtigde: mr. M.C.M. van der Mark),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: H. Çöplü).

Procesverloop

Bij twee afzonderlijke besluiten van 8 juli 2021 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de asielaanvragen van verzoekers afgewezen als ongegrond.
Verzoekers hebben beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten (NL21.11421 en NL21.11422).
Op 17 november 2021 zijn verzoekers uitgenodigd voor een presentatie op de Iraanse ambassade te Den Haag op 25 november 2021.
Verzoekers hebben verzoeken om een voorlopige voorziening ingediend.
Op verzoek van de voorzieningenrechter heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed dat gelet op de betrokken belangen vereist.
2. Niet in geschil is dat verzoekers zijn uitgenodigd voor een presentatie op de Iraanse ambassade te Den Haag op donderdag 25 november 2021 om 15:00 uur. De vereiste onverwijlde spoed is daarmee gegeven.
3. In de beroepen tegen de bestreden besluiten, die op dit moment bij deze rechtbank aanhangig zijn, speelt de vraag of verweerder terecht heeft overwogen dat verzoekers niet te vrezen hebben voor de Iraanse autoriteiten. Verzoekers hebben er daarom belang bij om niet te worden geconfronteerd met de Iraanse autoriteiten zolang deze vraag nog niet door de rechtbank is beantwoord. Dat de presentatie op de Iraanse ambassade hoofdzakelijk ziet op het vaststellen van de identiteit en nationaliteit van verzoekers, doet hier niet aan af. Het belang van verweerder om al eerder handelingen ter voorbereiding op een mogelijke uitzetting te verrichten, weegt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet op tegen het belang van verzoekers. Bovendien kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet vooruit worden gelopen op de uitkomst van de beroepsprocedure die eventueel tot de mogelijkheid tot uitzetting zou leiden.
4. De voorzieningenrechter wijst daarom de gevraagde voorlopige voorzieningen toe, inhoudende dat verweerder wordt verboden om verzoekers te presenteren bij de Iraanse ambassade tot vier weken nadat op de beroepen met zaaknummers NL21.11421 en NL21.11422 is beslist.
5. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht, zodat de kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand worden vastgesteld op € 748 (bestaande uit 1 punt voor het indienen van de verzoekschriften met een waarde per punt van € 748 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
 wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening toe in die zin dat verweerder wordt verboden om verzoekers te presenteren bij de Iraanse ambassade tot vier weken nadat op de beroepen met zaaknummers NL21.11421 en NL21.11422 is beslist;
 veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten ten bedrage van € 748 (
zevenhonderdachtenveertig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De griffier heeft de beslissing telefonisch bekendgemaakt op 23 november 2021 om 16:14 uur aan de gemachtigde van verweerder en om 16:15 uur aan de gemachtigde van verzoekers.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.