ECLI:NL:RBDHA:2021:13163

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 november 2021
Publicatiedatum
30 november 2021
Zaaknummer
NL21.9120
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Roemenië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 november 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Afghaanse nationaliteit, zijn asielaanvraag in Nederland had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, had de aanvraag niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, die bepaalt dat Roemenië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 15 juli 2021 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden in afwachting van een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Roemenië.

Eiser heeft betoogd dat er structurele tekortkomingen zijn in de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Roemenië, wat zou leiden tot een schending van artikel 3 van het EVRM. Hij heeft verwezen naar een rapport dat de slechte levensomstandigheden in Roemenië beschrijft. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de situatie in Roemenië zo ernstig is dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer kan worden toegepast. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Roemeense autoriteiten hebben ingestemd met de terugname van eiser en dat er geen feiten zijn die een overdracht aan Roemenië in de weg staan.

De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep van eiser ongegrond verklaard, waarbij zij heeft geoordeeld dat de staatssecretaris terecht geen aanleiding heeft gezien om de behandeling van de asielaanvraag aan zich te trekken. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.9120

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.C.M. van der Mark),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Bij besluit van 11 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag
van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Roemenië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verder heeft hij de
voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De rechtbank heeft het beroep van eiser, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening met zaaknummer NL21.9121, op zitting behandeld op 15 juli 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen Y. Attayee. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De behandeling van het beroep is ter zitting aangehouden in afwachting van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) over de vraag of ten aanzien van Roemenië nog van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. In verband hiermee is het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen.
Partijen hebben op verzoek van de rechtbank gereageerd op de uitspraak van de Afdeling van 29 juli 2021 [1] .
Met instemming van partijen doet de rechtbank uitspraak zonder nadere zitting.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Afghaanse nationaliteit te bezitten. Op 13 april 2021 heeft eiser een asielaanvraag ingediend in Nederland.
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiser niet in behandeling genomen omdat Roemenië op grond van de Dublinverordening [2] verantwoordelijk is voor de behandeling ervan [3] . De Roemeense autoriteiten zijn op 10 mei 2021 akkoord gegaan met terugname van eiser. Volgens verweerder staan er geen feiten of omstandigheden in de weg aan overdracht van eiser aan Roemenië.
3. Eiser is van mening dat ten aanzien van Roemenië niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan omdat er zich aan het systeem gerelateerde structurele tekortkomingen van de asielprocedure en de opvangvoorzieningen voordoen. Eiser verwijst ter onderbouwing naar het AIDA [4] Country Report Romania Update 2020 [5] alsmede foto’s die getuigen van eisers slechte levensomstandigheden in Roemenië tijdens zijn verblijf daar. Eiser zat veelal opgesloten in een smerige ruimte en kreeg geen eten of drinken. Evenmin ontving hij medische zorg ondanks zijn gezondheidsproblemen of financiële ondersteuning. Tolken waren beperkt beschikbaar, de toegang tot rechtsbijstand was eveneens beperkt mogelijk. Overdracht aan Roemenië levert dan ook schending van artikel 3 van het EVRM [6] dan wel artikel 4 van het EU-Handvest [7] op. Bij terugkeer vreest eiser geen opvang te krijgen in Roemenië en op straat te moeten leven. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte tegenwerpt dat eiser kan klagen bij de autoriteiten of geëigende instanties. Dat is niet realistisch nu er geen tolken beschikbaar zijn.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Op 29 juli 2021 heeft de Afdeling in haar uitspraak [8] opnieuw geoordeeld dat verweerder ten opzichte van Roemenië mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval anders is. Eiser is daar niet in geslaagd.
5. Het claimakkoord is gebaseerd op artikel 18, eerste lid en onder c, van de Dublinverordening. Dat houdt in dat eisers asielprocedure in Roemenië is beëindigd en hij na overdracht een opvolgende aanvraag zal moeten indienen. Uit het voornoemde AIDA Rapport Update 2020 [9] blijkt dat in geval van een eerste, opvolgende asielaanvraag de autoriteiten binnen vijf dagen beslissen of de opvolgende aanvraag in behandeling genomen wordt en de vreemdeling in die periode in Roemenië mag verblijven. Hoewel in het rapport vermeld wordt dat deze categorie vreemdelingen niet zonder meer toegang heeft tot opvang [10] blijkt ook dat een verzoek om materiële opvangvoorzieningen kan worden gedaan dat individueel beoordeeld wordt [11] . Onder verwijzing naar de Afdelingsuitspraak van 29 juli 2021 is de rechtbank van oordeel dat onder die omstandigheden niet gesteld kan worden dat eiser na overdracht in een situatie van zeer verregaande materiële deprivatie terecht zou komen in de zin van het arrest Jawo [12] . De door eiser overgelegde foto’s kunnen evenmin tot de conclusie leiden dat Roemenië zijn internationale verplichtingen niet nakomt en dat bij eiser sprake was van een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM nu uit de foto’s niet blijkt waar en wanneer ze gemaakt zijn.
6. Eiser heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat hij zich bij voorkomende problemen niet kan wenden tot de daartoe aangewezen hogere autoriteiten in Roemenië vanwege de beperkte beschikbaarheid van tolken en het ontbreken van rechtsbijstand of dat het zinloos zou zijn. Uit het AIDA rapport [13] volgt dat in beroepsprocedures een advocaat wordt toegewezen en in de bestuurlijke fase kunnen vreemdelingen advies en juridische bijstand krijgen van ngo's. Dit geldt ook voor Dublinterugkeerders [14] . Over de tolken worden in het AIDA-rapport [15] kanttekeningen geplaatst bij de kwaliteit van vertalingen, het gedrag van vertalers en het ontbreken van vertalers voor zeldzame talen, maar daaruit volgt niet dat er geen tolken beschikbaar zijn.
7. Verweerder heeft dan ook terecht geen aanleiding gezien om met toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening de behandeling van de asielaanvraag aan zich te trekken. Verweerder heeft de aanvraag terecht niet in behandeling genomen.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

2.Verordening (EU) nr. 604/2013
3.Artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000
4.Asylum Information Database
5.30 april 2021, pagina 108
6.Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden
7.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie
9.Pagina 83
10.AIDA Country Report Update 2020, pagina 94
11.AIDA Country Report Update 2020, pagina 94
12.Uitspraak van het Europese Hof van Justitie van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218, C-163/17
13.Pagina 50 - 52
14.Par. 2.5, pagina 60
15.Pagina 35 - 38