ECLI:NL:RBDHA:2021:13149

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 oktober 2021
Publicatiedatum
29 november 2021
Zaaknummer
9450479 \ EJ VERZ 21-84206
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijkende beloning voor mentor in verband met uitzonderlijke omstandigheden

In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, uitgesproken op 29 oktober 2021, heeft de kantonrechter de beloning van de mentor van een betrokkene met het syndroom van Down afwijkend vastgesteld. De verzoeker, die tevens de bewindvoerder is, heeft verzocht om een hogere beloning voor zijn zus, die als mentor fungeert, vanwege uitzonderlijke omstandigheden. De betrokkene woont in een woonlocatie voor mensen met een verstandelijke beperking en heeft behoefte aan extra ondersteuning, wat niet voldoende wordt geboden door de begeleiders. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de standaardbeloning voor de mentor niet toereikend is om de gemaakte kosten te dekken, en heeft daarom een vergoeding van € 1.495 per jaar voor reiskosten toegekend over de jaren 2020 en 2021. De kantonrechter heeft ook de beloning voor de verzoeker als bewindvoerder vastgesteld op € 644,--. De beslissing is gebaseerd op de Regeling beloning CBM, waarbij de kantonrechter rekening heeft gehouden met de specifieke omstandigheden van de betrokkene en de rol van de zus als mentor. De beschikking biedt inzicht in de toepassing van de regeling en de overwegingen die hebben geleid tot de afwijkende beloning.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Zittingsplaats 's-Gravenhage
DL
Zaaknr.: 9450479 \ EJ VERZ 21-84206
Zaken: BM 13692, MB 5007

Beschikking van de kantonrechter op het verzoek van:

[verzoeker] ,

wonende te [plaats] , [adres] ,
in zijn hoedanigheid van bewindvoerder en mentor van na te noemen betrokkene,
hierna te noemen: verzoeker.

Feiten

[betrokkene] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] (hierna te noemen: betrokkene), lijdt aan het syndroom van Down. Haar vader en moeder zijn overleden. Zij heeft een broer (verzoeker) en een zus ( [naam zus] ).
Bij beschikking van 1 mei 2015 heeft de kantonrechter de goederen die (zullen) toebehoren aan betrokkene onder bewind gesteld wegens haar lichamelijke of geestelijke toestand, met aanstelling van verzoeker tot bewindvoerder.
Bij beschikking van 22 augustus 2019 heeft de kantonrechter een mentorschap ingesteld ten behoeve van betrokkene, met aanstelling van verzoeker en de zus van betrokkene tot mentoren.

Verzoek

Verzoeker heeft op 20 september 2021, samengevat, het volgende verzoek gedaan.
Verzocht wordt om de beloning voor de zus als mentor over de jaren 2020 en 2021 vanwege de uitzonderlijke omstandigheden van het geval op grond van artikel 1, achtste lid, van de Regeling beloning CBM afwijkend vast te stellen.
Betrokkene woont, onder begeleiding, in een appartement in een woonlocatie voor mensen met een verstandelijke beperking. Gedurende vier dagen in de week verricht zij werkzaamheden. Op werkdagen wordt zij door de regio-taxi gehaald en weer teruggebracht.
Mensen met het syndroom van Down hebben de eigenschap sneller ouder te worden (zowel fysiek als psychisch) dan iemand van dezelfde leeftijd die niet aan deze aandoening lijdt. Vooralsnog is niet vastgesteld dat het ouderdomsproces bij betrokkene versneld heeft plaatsgevonden. Ten einde het ouderdomsproces te vertragen is het belangrijk dat zij genoeg prikkels krijgt om actief te blijven in haar geest en dat zij voldoende beweegt. Helaas hebben haar begeleiders onvoldoende tijd om regelmatig met haar te wandelen of een spelletje te doen. Daarnaast is betrokkene nog steeds erg emotioneel aangaande het overlijden van haar beide ouders binnen één jaar.
De zus is eerste contactpersoon bij de woonlocatie, verzoeker fungeert als achtervang. Een keer per jaar vindt er een beraad plaats, waarbij de begeleiders en mentoren het welzijn van betrokkene bespreken.
Het tweewekelijks bezoek van de zus is noodzakelijk omdat binnen de woongroep de bewoners zeer beperkt worden uitgedaagd met activiteiten. De begeleiders hebben hiervoor onvoldoende tijd. De zus wandelt met betrokkene minimaal één uur wat bijdraagt aan haar fysieke- en psychische gemoedstoestand (o.a. verbeterde stoelgang, gewicht en plezier). Verder krijgt zij tijdens het bezoek de tijd om te vertellen wat haar bezighoudt en wordt zij uitgedaagd om vragen te beantwoorden hoe het met haar gaat en met andere bewoners. Vaak wordt er ook een spelletje gedaan wat zij erg leuk vindt en haar uitdaagt om na te denken. Dit alles in een heel gemoedelijke sfeer waarin zij zichzelf kan zijn. Zij kijkt er altijd erg naar uit als haar zus komt. Het geeft haar het gevoel dat zij niet alleen is en dat er echt aandacht voor haar is. Het tweewekelijks bezoek van de zus heeft voorts ten doel de begeleiders te spreken en lopende zaken aan de orde te stellen (de persoonlijk verzorging, artsbezoek, meer bewegen, gezonde voeding, kleding/kapper, etc.). Dit is een continu proces dat telkens bijsturing behoeft, mede versterkt door de corona-crisis.
De standaardbeloning voor de mentor is onvoldoende om de kosten die de zus maakt te vergoeden. Uit informatie van de griffie blijkt dat de standaardbeloning voor de mentor gedeeld moet worden door beide mentoren, wat neerkomt op een bedrag van € 313,-- per jaar voor de zus. Aan reiskosten is, op basis van een middenklasse personenauto, voor het jaar 2020 € 3.020 besteed (zijnde 26 weken x 230 km x € 0,505). Gemakshalve is aan de zus geen arbeidsbeloning toegekend, anders was de beloning aanzienlijk hoger geweest. Hetzelfde bedrag is in 2021 besteed.
Gezien het voorgaande verzoekt verzoeker de kantonrechter om voor het jaar 2020 een bedrag van € 2.707 (zijnde € 3.020 minus € 313) en voor het jaar 2021 een bedrag van € 3.020 aan de zus uit te mogen betalen.

Beoordeling

Volgens artikel 5 van de Regeling beloning CBM wordt de beloning van een persoon die zowel tot bewindvoerder als mentor van een persoon wordt benoemd, vastgesteld overeenkomstig de beloning van een curator. Uit artikel 1, tweede lid, onder a, van de Regeling blijkt dat de beloning voor een particuliere curator € 1.160,-- bedraagt in 2021. De helft daarvan zou door beide mentoren gedeeld moeten worden.
Nu het in dit geval zo is dat verzoeker de bewindvoerderstaken uitvoert en de zus feitelijk de mentorschapstaken uitvoert (met verzoeker als achtervang) is het billijk om aparte vergoedingen voor de bewindvoerder en de mentor toe te kennen. Dit betekent dat de beloning voor verzoeker als bewindvoerder € 644,-- en de vergoeding voor de zus als mentor tevens € 644,-- bedraagt, waarbij aan verzoeker geen vergoeding zal toekomen voor zijn taak als tweede mentor (achtervang).
De forfaitaire jaarbeloning is inclusief onkostenvergoeding. Hieronder vallen ook eventuele reiskosten (zie toelichting op Regeling beloning CBM, Stcrt. 2014 nr. 32149, p. 7). Anderzijds staat in artikel 1:460, eerste lid, BW vermeld dat de mentor de bij de vervulling van zijn taak noodzakelijk gemaakte kosten aan de betrokkene in rekening mag brengen.
In dit geval liggen de woonplaats van de zus en die van betrokkene op een zodanige afstand van elkaar (115 kilometer) dat het niet redelijk is om de reiskosten ten laste te brengen van de forfaitaire beloning, die daarvoor ook onvoldoende is. De kantonrechter is daarom van oordeel dat sprake is van uitzonderlijke omstandigheden als bedoeld in artikel 1, achtste lid, van de Regeling.
Aan de berekening van de vergoeding per kilometer in het verzoekschrift ligt een vergoeding van € 0,505 per kilometer ten grondslag. Ter onderbouwing van dit bedrag is verwezen naar de ANWB-berekening van de werkelijke kosten van een auto. Deze berekening is mede gebaseerd op de aanschafprijs van de betreffende auto, de jaarlijkse kosten van de auto en de afschrijvingen op de auto. Dit zijn naar het oordeel van de kantonrechter factoren die niet alle kunnen worden doorberekend aan betrokkene.
Op dit moment is er geen vaste kilometervergoeding die in zaken als deze wordt toegepast. In eerdere versies van de Aanbevelingen meerderjarigenbewind werd een vergoeding van € 0,25 per kilometer genoemd. In de huidige aanbevelingen staat geen kilometervergoeding. De belastingdienst hanteert een vergoeding van € 0,19 per kilometer die als kostendekkend wordt beschouwd. Het meerdere wordt als inkomen aangemerkt. De enkele reis per openbaar vervoer bedraagt in dit geval ongeveer € 24,00. Per kilometer komt dit neer op € 0,21. Gelet op deze bedragen per kilometer is het naar het oordeel van de kantonrechter redelijk om in dit geval uit te gaan van € 0,25 per kilometer, zoals eerder in de aanbevelingen werd gehanteerd. De vergoeding aan de zus voor gereden kilometers komt dan neer op 26 weken x 230 km x € 0,25 = € 1.495. De kantonrechter zal dit bedrag toekennen over de jaren 2020 en 2021.

Beslissing

De kantonrechter:
- stelt de beloning van verzoeker vast overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, aanhef en onder b, van de Regeling beloning CBM;
- stelt de beloning van de zus vast overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, aanhef en onder c, van de Regeling beloning CBM;
- bepaalt dat de vergoeding voor reiskosten voor de zus over de jaren 2020 en 2021 € 1.495 per jaar bedraagt;
- wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. D. de Loor, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 oktober 2021.
Tegen deze beslissing kan door indiening van een beroepschrift (door een advocaat) ter griffie van het Gerechtshof Den Haag hoger beroep worden ingesteld:
a door de verzoeker en door de in de procedure verschenen belanghebbenden binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.