Verzoeker heeft op 20 september 2021, samengevat, het volgende verzoek gedaan.
Verzocht wordt om de beloning voor de zus als mentor over de jaren 2020 en 2021 vanwege de uitzonderlijke omstandigheden van het geval op grond van artikel 1, achtste lid, van de Regeling beloning CBM afwijkend vast te stellen.
Betrokkene woont, onder begeleiding, in een appartement in een woonlocatie voor mensen met een verstandelijke beperking. Gedurende vier dagen in de week verricht zij werkzaamheden. Op werkdagen wordt zij door de regio-taxi gehaald en weer teruggebracht.
Mensen met het syndroom van Down hebben de eigenschap sneller ouder te worden (zowel fysiek als psychisch) dan iemand van dezelfde leeftijd die niet aan deze aandoening lijdt. Vooralsnog is niet vastgesteld dat het ouderdomsproces bij betrokkene versneld heeft plaatsgevonden. Ten einde het ouderdomsproces te vertragen is het belangrijk dat zij genoeg prikkels krijgt om actief te blijven in haar geest en dat zij voldoende beweegt. Helaas hebben haar begeleiders onvoldoende tijd om regelmatig met haar te wandelen of een spelletje te doen. Daarnaast is betrokkene nog steeds erg emotioneel aangaande het overlijden van haar beide ouders binnen één jaar.
De zus is eerste contactpersoon bij de woonlocatie, verzoeker fungeert als achtervang. Een keer per jaar vindt er een beraad plaats, waarbij de begeleiders en mentoren het welzijn van betrokkene bespreken.
Het tweewekelijks bezoek van de zus is noodzakelijk omdat binnen de woongroep de bewoners zeer beperkt worden uitgedaagd met activiteiten. De begeleiders hebben hiervoor onvoldoende tijd. De zus wandelt met betrokkene minimaal één uur wat bijdraagt aan haar fysieke- en psychische gemoedstoestand (o.a. verbeterde stoelgang, gewicht en plezier). Verder krijgt zij tijdens het bezoek de tijd om te vertellen wat haar bezighoudt en wordt zij uitgedaagd om vragen te beantwoorden hoe het met haar gaat en met andere bewoners. Vaak wordt er ook een spelletje gedaan wat zij erg leuk vindt en haar uitdaagt om na te denken. Dit alles in een heel gemoedelijke sfeer waarin zij zichzelf kan zijn. Zij kijkt er altijd erg naar uit als haar zus komt. Het geeft haar het gevoel dat zij niet alleen is en dat er echt aandacht voor haar is. Het tweewekelijks bezoek van de zus heeft voorts ten doel de begeleiders te spreken en lopende zaken aan de orde te stellen (de persoonlijk verzorging, artsbezoek, meer bewegen, gezonde voeding, kleding/kapper, etc.). Dit is een continu proces dat telkens bijsturing behoeft, mede versterkt door de corona-crisis.
De standaardbeloning voor de mentor is onvoldoende om de kosten die de zus maakt te vergoeden. Uit informatie van de griffie blijkt dat de standaardbeloning voor de mentor gedeeld moet worden door beide mentoren, wat neerkomt op een bedrag van € 313,-- per jaar voor de zus. Aan reiskosten is, op basis van een middenklasse personenauto, voor het jaar 2020 € 3.020 besteed (zijnde 26 weken x 230 km x € 0,505). Gemakshalve is aan de zus geen arbeidsbeloning toegekend, anders was de beloning aanzienlijk hoger geweest. Hetzelfde bedrag is in 2021 besteed.
Gezien het voorgaande verzoekt verzoeker de kantonrechter om voor het jaar 2020 een bedrag van € 2.707 (zijnde € 3.020 minus € 313) en voor het jaar 2021 een bedrag van € 3.020 aan de zus uit te mogen betalen.