ECLI:NL:RBDHA:2021:13081

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 september 2021
Publicatiedatum
29 november 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 3613
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake verblijfsvergunning op grond van het Turks associatieverdrag

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 8 september 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die al 20 jaar in Nederland woont, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin zijn verzoek om herziening van de intrekking van zijn verblijfsvergunning werd afgewezen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, wat betekent dat het bestreden besluit werd geschorst en verzoeker niet mag worden uitgezet tot vier weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van verzoeker.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen benadrukt dat verzoeker sinds zijn 11de in Nederland woont en dat zijn belang om in Nederland te blijven groter is dan het belang van de staatssecretaris om hem uit te zetten. De voorzieningenrechter heeft verweerder opgedragen om in de beslissing op bezwaar nader in te gaan op het privéleven van verzoeker, mede in het licht van de overgelegde arbeidsovereenkomst. De uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Langeveld, in aanwezigheid van griffier mr. T. Rijs. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/3613
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker

[V-Nummer]
(gemachtigde: mr. A.W. Eikelboom),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.H.A. van Eijk).

Procesverloop

Bij besluit van 4 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder verzoekers verzoek om herziening van het besluit van 20 augustus 2020 tot intrekking van zijn verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, en verzoekers aanvraag om een verblijfsvergunning op grond van het verdrag tussen de Europese Unie en Turkije, afgewezen.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 september 2021. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door mr. D. Brouwer, als waarnemer van zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe in de zin dat het bestreden besluit wordt geschorst en dat verzoeker niet mag worden uitgezet tot vier weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan verzoeker te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.496,-.

Overwegingen

1. Mede gelet op de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, [1] waartegen verweerder in beroep is gegaan, leent de zaak zich er niet voor om ook op het bezwaar te beslissen. [2] De voorzieningenrechter maakt daarom een belangenafweging.
2. Verzoeker woont sinds zijn 11de, inmiddels al 20 jaar, in Nederland. Hij heeft een relatief korte periode buiten Nederland verbleven. Het grootste gedeelte van zijn leven heeft verzoeker dus in Nederland verbleven. Verzoekers belang om in Nederland de beslissing op zijn bezwaar af te wachten en tot die tijd te kunnen werken acht de voorzieningenrechter daarom groter dan verweerders belang – zoals ter zitting naar voren is gebracht – om hem uit te kunnen zetten. Als verweerder verzoeker snel wil uitzetten, is het aan verweerder om snel een beslissing op bezwaar nemen. De voorzieningenrechter geeft verweerder mee om in de beslissing op bezwaar nader in te gaan op het privéleven van verzoeker, mede in het licht van de in bezwaar overgelegde arbeidsovereenkomst.
3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit wordt geschorst tot vier weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, moet verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoeden. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten en stelt deze kosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Langeveld, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. T. Rijs, griffier.
Waarvan proces-verbaal,
griffier
voorzieningenrechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Voetnoten

1.Uitspraak van 16 april 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:3942.
2.Met toepassing van artikel 78 van de Vreemdelingenwet.