1.9Ter zitting is vastgesteld dat alle voornoemde veroordelingen (inmiddels) onherroepelijk zijn geworden.
2. Door verweerder zijn de verblijfsvergunningen voor bepaalde tijd en onbepaalde tijd ingetrokken met terugwerkende kracht met toepassing van de zogenoemde glijdende schaal van artikel 3.86, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser niet onder de reikwijdte van het Turks Associatierecht valt en dat er in het kader van de intrekkingen van de verblijfsvergunningen dus niet getoetst had moeten worden of hij een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormt. Voor zover daar wel aan getoetst zou moeten worden, is van een dergelijke bedreiging volgens verweerder sprake. Verweerder ziet bij de intrekkingen geen aanleiding om af te wijken van zijn beleid op grond van de inherente afwijkingsbevoegdheid van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
Verder is volgens verweerder niet aannemelijk geworden dat eiser bij terugkeer naar het land van herkomst een gegronde vrees heeft voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag, dan wel een reëel risico loopt op ernstige schade.
Daarnaast is door verweerder een terugkeerbesluit uitgevaardigd en de vertrektermijn verkort tot nul dagen, omdat volgens verweerder sprake is van een actuele en ernstige bedreiging van de openbare orde. Door verweerder is ook een inreisverbod opgelegd voor de duur van 10 jaar.
Tot slot is door verweerder geconcludeerd dat de intrekkingen van de verblijfsvergunningen en het opleggen van een inreisverbod geen strijd opleveren met artikel 8 EVRM.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser geen beroepsgronden heeft aangevoerd tegen de toepassing van de glijdende schaal door verweerder bij de intrekkingen van zijn verblijfsvergunningen. Ook zijn er geen gronden aangevoerd tegen de overwegingen van verweerder dat eiser bij terugkeer naar zijn land van herkomst geen gegronde vrees heeft voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag en geen reëel risico loopt op ernstige schade.
Beknopte weergave beroepsgronden tegen intrekkingen
4. Eiser stelt allereerst dat hij valt onder de reikwijdte van het Turks Associatierecht, in het bijzonder Besluit 1/80en dat er daarom bij de intrekkingen van de verblijfsvergunningen getoetst had moeten worden of hij een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormt.
Eiser voert verder aan dat de intrekking van zijn verblijfsvergunningen in strijd is met artikel 8 EVRM.
Tot slot doet eiser een beroep op de inherente afwijkingsbevoegdheid van artikel 4:84 Awb.
Beroepsgrond: Besluit 1/80
5. De beroepsgrond van eiser dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte overweegt dat hij geen rechten kan ontlenen aan artikel 6 van het Besluit 1/80 is ter zitting ingetrokken.