ECLI:NL:RBDHA:2021:12970
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het functioneren van een ambtenaar en de gevolgen voor bevordering
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, gaat het om de beoordeling van het functioneren van eiser, die werkzaam was als (senior) beleidsmedewerker bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Eiser had in een personeelsgesprek vernomen dat hij niet bevorderd kon worden naar schaal 12, wat leidde tot zijn verzoek om een formele beoordeling van zijn functioneren over de periode van april 2018 tot december 2018. De rechtbank behandelt het beroep van eiser tegen het besluit van de minister, waarin het bezwaar tegen de beoordeling ongegrond werd verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de beoordeling, die op 26 november 2019 is vastgesteld, voldoende was en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn functioneren op een hoger niveau was dan de vastgestelde waardering. Eiser was van mening dat hij op functieniveau schaal 12 functioneerde en dat hij daarom ook bevorderd had moeten worden, net als zijn collega’s. De rechtbank oordeelt echter dat de beoordeling geen weigering tot bevordering inhoudt, maar een evaluatie van het functioneren van eiser in relatie tot de functie-eisen van schaal 11.
De rechtbank concludeert dat eiser procesbelang heeft bij het beroep, omdat de beoordeling als zelfstandig rechtsgevolg moet worden aangemerkt. Desondanks is het beroep ongegrond verklaard, omdat de rechtbank van mening is dat de beoordeling correct is uitgevoerd en dat er geen gronden zijn ingediend die de scores in de beoordeling ondermijnen. De rechtbank wijst erop dat een positieve beoordeling niet automatisch leidt tot bevordering en dat er andere procedures zijn voor bevordering naar schaal 12. De uitspraak is gedaan op 24 november 2021.