ECLI:NL:RBDHA:2021:12968

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 november 2021
Publicatiedatum
25 november 2021
Zaaknummer
20/6029
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de afwijzing van plaatsing in een hogere functie op basis van het vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft eiser, werkzaam bij de politie, beroep ingesteld tegen een besluit van de korpschef waarin hem werd meegedeeld dat hij niet in de functie van Operationeel Specialist B (OS B) zou worden geplaatst. Eiser had eerder werkzaamheden verricht die tot deze functie behoorden en stelde dat hem tijdens een gesprek in 2017 was toegezegd dat hij in de functie OS B zou worden geplaatst. De rechtbank heeft op 24 november 2021 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep van eiser ongegrond werd verklaard.

De rechtbank oordeelde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat er toezeggingen waren gedaan die hem het vertrouwen gaven dat hij in de functie OS B zou worden geplaatst. De schriftelijke bewijsstukken, waaronder een geluidsopname van een gesprek, boden niet de duidelijkheid die eiser stelde. De rechtbank concludeerde dat de omstandigheden, zoals het feit dat er geen vacature was voor de functie OS B en dat de waarneming slechts tijdelijk was, niet voldoende waren om een beroep op het vertrouwensbeginsel te rechtvaardigen.

Daarnaast oordeelde de rechtbank dat eiser niet de volledige werkzaamheden verrichtte die bij de functie OS B horen, zoals het voeren van functioneringsgesprekken. De rechtbank wees erop dat eiser de mogelijkheid had om een verzoek in te dienen voor een andere functie, maar dat hij dit niet had gedaan. Gezien deze overwegingen werd het beroep ongegrond verklaard en werd er geen schadevergoeding toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/6029

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 november 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. S. Wondergem),
en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigde: L. Lammers).

Procesverloop

Bij mondeling besluit van 27 januari 2020 (het primaire besluit) is eiser medegedeeld dat hij niet in de functie van Operationeel Specialist B zal worden geplaatst.
Bij besluit van 7 augustus 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft bij brief van 15 oktober 2021 aanvullende stukken, waaronder een usb-stick met een audiobestand daarop, ingediend.
Verweerder heeft bij brief van 25 oktober 2021 een reactie ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 27 oktober 2021 op zitting behandeld door middel van een beeldverbinding (Skype). Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. A. van Glabbeek, kantoorgenoot van zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Zijdens verweerder was tevens aanwezig mr. [A] .

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Partijen verschillen van mening of eiser, werkzaam bij de politie laatstelijk in een functie in salarisschaal 9, geplaatst dient te worden in de functie Operationeel Specialist B (hierna: OS B), salarisschaal 10, op grond van het vertrouwensbeginsel dan wel op grond van de werkzaamheden die hij feitelijk (heeft) verricht. Eiser heeft vanaf februari 2017 tot maart 2019 werkzaamheden behorende tot deze functie verricht en daarvoor een waarnemingstoelage ontvangen. Volgens eiser is hem tijdens een gesprek van 15 januari 2017 toegezegd dat hij in de functie OS B zal worden geplaatst en was de waarneming slechts bedoeld ter overbrugging van de periode tot de openstelling van, en zijn plaatsing op, deze functie. Verweerder bestrijdt dit.
Wat vinden eiser en verweerder in beroep?
2. Eiser vindt dat het bestreden besluit in strijd met het vertrouwensbeginsel is genomen, zoals dit ook uit de door hem overgelegde usb-stick met geluidsfragmenten van het gesprek van 27 januari 2020, en de schriftelijke transcriptie daarvan, blijkt. Eiser dient daarom met terugwerkende kracht te worden geplaatst in de functie OS B. Ook dienen de huidige werkzaamheden van eiser te worden gekwalificeerd als werkzaamheden op het functieniveau van OS B. Eiser verzoekt om vergoeding van de schade die hij als gevolg van het bestreden besluit lijdt of zal lijden.
3. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Vertrouwensbeginsel
4.1.
Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is vereist dat de betrokkene aannemelijk maakt dat van de zijde van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en zo ja, hoe het bestuursorgaan in een concreet geval een bevoegdheid zou uitoefenen. Dit volgt uit de rechtspraak van de hoogste bestuursrechter in ambtenarenzaken [1] .
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat eiser met de door hem overgelegde schriftelijke producties niet aannemelijk heeft gemaakt dat in zijn geval van dergelijke toezeggingen, uitlatingen of gedragingen sprake is. De schriftelijke transcriptie van de voornoemde geluidsfragmenten verschaft niet de door eiser gestelde duidelijkheid over een toezegging en doet niet af aan de schriftelijke verklaringen van de (voormalige) teamchefs van eiser, dat van een toezegging dat eiser op de functie OS B zal worden geplaats geen sprake is geweest.
Aan de omstandigheid dat de collega die voor eiser de functie OS B vervulde, met pensioen ging en voor het vervullen van diens functie geen vacature opengesteld werd maar eiser werd ingezet, mocht eiser niet het gerechtvaardigde vertrouwen ontlenen dat hij ook formeel op de functie zal worden geplaatst. Dit geldt ook voor de omstandigheid dat voor de functiewaarneming door eiser, een tijdelijk tewerkstellingsformulier niet is ondertekend. Uit het besluit tot toekenning van de waarnemingstoelage blijkt duidelijk dat de werkzaamheden van eiser in de functie OS B slechts van tijdelijke aard waren, voor de duur van de waarneming. Eiser heeft tegen dit besluit, de verlenging van de waarneming, de beëindiging van de waarneming en zijn terugkeer naar zijn eigen functie geen rechtsmiddel ingesteld. Dit betekent dat de rechtmatigheid van al deze besluiten nu niet meer ter discussie kan worden gesteld.
Verder blijkt uit de – door verweerder niet bestreden – omstandigheid dat op een bord in de kamer van een collega van eiser vermeld stond dat eiser schaal 10 heeft, ook geen toezegging als bedoeld in de voornoemde jurisprudentie. Verweerder heeft onweersproken gesteld dat op het betreffende bord iedere werknemer met zijn functie en functieschaal benoemd stond en dat eiser op dat moment een waarnemingstoelage naar schaal 10 ontving. Het bord gaf op dat moment slechts de feitelijke situatie weer en gaf dus niet weer hoe het bevoegd gezag zijn bevoegdheid tot plaatsing op een functie in een hogere schaal in het geval van eiser zal uitoefenen.
Huidige functie
5. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder voldoende heeft onderbouwd dat eiser niet de volledige werkzaamheden, zoals deze in de functieomschrijving van OS B zijn benoemd, verricht. Eiser voert geen functioneringsgesprekken met zijn collega’s, terwijl uit de functieomschrijving blijkt dat het voeren van functioneringsgesprekken deel uitmaakt van de werkzaamheden behorende bij deze functie. Dat eiser tijdens de functiewaarneming geen functioneringsgesprekken voerde omdat dit door een andere collega werd gedaan en eiser slechts op de inhoud aansturing moest geven, maakt het vorenstaande niet anders.
Het staat eiser evenwel vrij om indien hij van mening is dat zijn huidige werkzaamheden te kwalificeren zijn als werkzaamheden op het functieniveau van OS B, een verzoek in te dienen op grond van de Regeling aanvraag andere dan de ambtenaar opgedragen functie, in het kader van welke aanvraagprocedure de feitelijke werkzaamheden in een door de regeling bepaald tijdvak vergeleken worden met de niveaubepalende elementen van de door eiser geambieerde functie.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Omdat uit het hiervoor overwogen volgt dat van een onrechtmatig besluit geen sprake is, is er geen grond voor toekenning van de door eiser verzochte schadevergoeding.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. I.N. Powell, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 november 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.De Centrale Raad van Beroep, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 4 maart 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:559.