Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Onderlinge Levensverzekering-maatschappij“’s-Gravenhage” U.A.,
1.Het procesverloop
- de dagvaarding van 9 maart 2021 met 26 producties (nrs. 1 tot en met 26);
- de conclusie van antwoord van 27 mei 2021 met een productie (nr. 1);
- de akte overleggen aanvullende producties aan de zijde van OG, binnengekomen bij de griffie op 4 oktober 2021 met negen aanvullende producties (nrs. 2 tot en met 10);
- de e-mail van 5 oktober 2021 van de gemachtigde van [eiseres] met een aanvullende productie (nr. 27);
- de akte 2 overleggen aanvullende producties aan de zijde van OG binnengekomen bij de griffie op 7 oktober 2021 met twee aanvullende producties (nrs. 11 en 12).
2.De feiten
Werkgever komt alle verplichtingen na die uit het dienstverband en/of de beëindiging daarvan voortvloeien uit de Pensioenwet en uit de bepalingen van de geldende pensioenregeling (…).
De werkgever streeft ernaar ingegane pensioenen en premievrije afspraken van gewezen deelnemers aan te passen aan de ontwikkeling van het consumentenprijsindexcijfer van het CBS, doch ten hoogste tot 3% per jaar. De opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers worden jaarlijks aangepast aan de cao-loonontwikkeling van de verzekeringsbedrijfstak.
De werkgever heeft de ambitie om jaarlijks de opgebouwde pensioenaanspraken van deelnemers en gewezen deelnemers en de ingegane pensioenen van pensioengerechtigden te verhogen met een voorwaardelijke toeslag. Deze toeslagen worden gefinancierd uit de overrente die de werkgever over het voorgaande jaar van de pensioenuitvoerder ontvangt. De jaarlijkse verhoging van de opgebouwde pensioenaanspraken van deelnemers bedraagt maximaal de cao-loonontwikkeling in het voorgaande kalenderjaar.
De werkgever heeft de ambitie om jaarlijks per 1 januari de opgebouwde pensioenaanspraken van deelnemers en gewezen deelnemers en de ingegane pensioenen van pensioengerechtigden te verhogen met een voorwaardelijke toeslag: • Indien de pensioenregeling een verzekerde regeling betreft, worden de toeslagen gefinancierd uit de middelen die ontstaan uit afspraken met de pensioenuitvoerder. Deze afspraken zijn gericht op de in de voorgaande alinea geformuleerde ambitie. Voorbeelden hiervan zijn financiering uit beschikbare overrente of rentestandskorting. •Voorzover de pensioenregeling is ondergebracht bij een pensioenfonds, is de toeslagverlening – overeenkomstig de reglementen van het pensioenfonds – mede afhankelijk van de beleidsdekkingsgraad van het pensioenfonds (bedrijfstakpensioenfonds en ondernemingspensioenfonds) respectievelijk van de kring (algemeen pensioenfonds).
Voor deelnemers en voor gewezen deelnemers voor wie de pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid wordt voortgezet, geldt dat vóór de pensioendatum de in eerdere deelnemersjaren op grond van dit pensioenreglement opgebouwde pensioenbedragen telkenjare worden aangepast aan de CAO-loonontwikkeling. De Directie streeft ernaar alle andere pensioenen aan te passen aan het maximum van de ontwikkeling van het Consumentenprijsindexcijfer afgeleid en het winstdelingspercentage op de polis, doch ten hoogste met 3% per jaar.
OG heeft de ambitie om jaarlijks per 1 januari de opgebouwde pensioenaanspraken van deelnemers en gewezen deelnemers voor wie de pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid wordt voortgezet, te verhogen met een voorwaardelijke toeslag. De toeslag wordt gefinancierd uit de maatschappijwinstdeling die in het voorgaande jaar is ontvangen. De toeslag bedraagt maximaal de CAO-loonontwikkeling in het voorgaande kalenderjaar.Deze bepaling is in (een) latere versie(s) van het pensioenreglement niet verder gewijzigd.
3.De vordering
te verklaren voor recht: dat de per 1 januari 2013 in de CAO voor het Verzekeringsbedrijf/Binnendienst en het Pensioenreglement OG doorgevoerde wijziging van de onvoorwaardelijke toeslagverlening in een voorwaardelijke toeslagverlening over de tot 1 januari 2013 opgebouwde pensioenaanspraken op grond van art. 20 PW niet is toegestaan en dat deze wijziging nietig is; (B.)
en om OG, als ex-werkgever van [eiseres] , te veroordelen: (1) tot affinanciering ten behoeve van [eiseres] bij pensioenuitvoerder OG van de onvoorwaardelijke toeslagen in de periode van 1 januari 2013 tot 1 september 2019 over haar tot 1 januari 2013 opgebouwde pensioenaanspraken, (2) dan wel voor zover de kantonrechter oordeelt dat het vorderingsrecht van [eiseres] tot affinanciering van de onvoorwaardelijke toeslag over de periode van 1 januari 2013 t/m 13 juni 2015 is verjaard, om OG, als ex-werkgever van [eiseres] , te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding, gelijk aan de onvoorwaardelijke toeslagen in de periode van 1 januari 2013 t/m 13 juni 2015 over haar tot 1 januari 2013 opgebouwde pensioenaanspraken, waarbij deze schadevergoeding ten behoeve van [eiseres] dor OG, als haar ex-werkgever, dient te worden aangewend voor affinanciering van de betreffende onvoorwaardelijke toeslagen bij pensioenuitvoerder OG; een en ander onder verbeurte van een dwangsom van
€ 5.000,- per dag voor elke dag dat OG dit na betekening van het te wijzen vonnis nog nalaat, waarbij het maximum aan te verbeuren dwangsommen wordt gesteld op
€ 100.000,-; (3) [tot] betaling aan [eiseres] van een bedrag van € 1.575,- als de buitengerechtelijke incassokosten ex artikel 6:96 lid 2 sub b en c BW; (4) [tot] betaling aan [eiseres] van de kosten van het geding, het salaris van de gemachtigde van [eiseres] en het griffierecht daaronder begrepen.
4.Het verweer
5.De beoordeling
streven, maar bepaalt de regeling
datde opgebouwde aanspraken worden aangepast aan de cao-loonontwikkeling. Van enig voorbehoud is wat de actieve deelnemers betreft geen sprake en in die zin was de toeslagverlening dus onvoorwaardelijk voor actieve deelnemers, zoals destijds [eiseres] .
ambitievan OG, hetgeen erop wijst dat als OG niet slaagt in het vervullen van die ambitie geen sprake zal zijn van toeslagverlening. Voor 2013 werd een koppeling met de ambities van OG niet gemaakt.
ambitievan OG gerealiseerd is en de pensioenuitvoerder overrente aan de werkgever, OG, uitkeert. Kennelijk is de bepaling zo bedoeld dat OG haar uitgesproken ambitie alleen kan waarmaken, als zij overrente ontvangt. Zo niet, dan kan zij haar ambitie niet waarmaken en daarmee is dus de toeslagverlening voorwaardelijk geworden.
de persoon in kwestie nog in dienst is. De kantonrechter leest de stelling van OG zo, dat de mogelijkheid dat een actieve deelnemer aan een pensioenregeling in de toekomst niet langer een actieve deelnemer aan de pensioenregeling is een voorwaarde die vervuld moet blijven. Het in dienst blijven is een
onzekere toekomstige gebeurtenisen uit artikel 6:21 BW zou dan volgen dat
daardoorde verbintenis van OG om toeslag te verlenen voorwaardelijk is.
werking, dat wil zeggen
inwerkingtreding, afhankelijk is gesteld van een toekomstige onzekere gebeurtenis. In het voorliggende geval gaat het echter om een toekomstige onzekere gebeurtenis (het beëindigen van de status van actieve deelnemer aan de pensioenregeling), waardoor de regeling haar werking
verliest. Een verbintenis die reeds werking heeft, maar die wellicht in de toekomst haar werking verliest, is naar het oordeel van de kantonrechter geen voorwaardelijke verbintenis in de zin van artikel 6:21 BW.
tot het tijdstip van wijzigingopgebouwde pensioenrechten niet kunnen worden gewijzigd. Uit artikel 1 Pw volgt dat (onvoorwaardelijke) toeslagverlening wordt begrepen in de definitie van pensioenaanspraken, omdat alleen
voorwaardelijketoeslagverlening daarvan is uitgezonderd. Een en ander heeft het Gerechtshof Den Haag in het arrest van 21 januari 2020 [1] , meer in het bijzonder in rechtsoverwegingen 15 en 16, nog eens bevestigd.
affinancieringvan de betreffende indexaties. Ophoging en affinanciering zijn weliswaar nauw met elkaar verbonden, maar zij zijn niet aan elkaar gelijk te stellen. Ophoging is een administratieve handeling terwijl affinanciering ook een daadwerkelijke waardeoverdracht impliceert. Uit de e-mail van 14 juni 2020 blijkt dat [eiseres] verzoekt het overzicht van haar opgebouwde pensioenaanspraken, zoals die staan weergegeven in haar pensioenoverzicht, te verhogen. Uit een pensioenoverzicht blijkt welke bedragen een deelnemer heeft opgebouwd en tot welke pensioenuitkering dat bij pensionering zal leiden. Een pensioenoverzicht bevat geen informatie over de affinanciering van de pensioenaanspraken, al valt wel aan te nemen dat een pensioenoverzicht, dat in de regel van de pensioenverzekeraar of de pensioenuitvoerder afkomstig is, geen informatie bevat die de pensioenverzekeraar of -uitvoerder niet kan waarmaken en derhalve zal deze affinanciering of een andere vorm van zekerheid met betrekking tot de in het overzicht genoemde verplichtingen van de werkgever verlangen. Echter, die andere vorm van zekerheid behoeft niet te bestaan in een daadwerkelijke dotatie, omdat ook andere wijzen van financiering, bijvoorbeeld door middel van zekerheidsstellingen, denkbaar zijn. Dat betekent dat een werknemer niet affinanciering van de pensioenaanspraken door middel van een daadwerkelijke betaling van een zeker geldbedrag kan afdwingen. Een en ander is een zaak tussen werkgever en pensioenverzekeraar of -uitvoerder. Dat betekent dat hetgeen [eiseres] onder B.(1) van haar petitum vordert niet kan worden toegewezen.
6.De beslissing
€ 691,69;