ECLI:NL:RBDHA:2021:12930

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 november 2021
Publicatiedatum
24 november 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 4888
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van toelagen voor ambtenaren in de medische sector met betrekking tot regelgeving en rechtszekerheid

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, gaat het om de beëindiging van de aan eiser toegekende toelagen voor ambtenaren in de medische sector, specifiek de toelagen officieren medisch specialist (TOMS) en aanvullende toelage officieren medisch specialisten (ATOMS). Eiser, een beroepsmilitair en later reservist, had deze toelagen ontvangen vanaf juni 2020. De minister van Defensie heeft op 17 december 2020 besloten deze toelagen te beëindigen met een afbouwperiode van vier maanden. Na bezwaar van eiser is deze periode verlengd tot één jaar, maar eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft op 26 november 2021 uitspraak gedaan. Eiser betoogde dat de beëindiging van de toelagen onterecht was, omdat hij deze had verkregen op basis van afspraken over arbeidsvoorwaarden. Hij stelde dat de toezeggingen door verschillende medewerkers waren gedaan en dat hij te goeder trouw was. Verweerder, de minister van Defensie, stelde echter dat eiser wist dat hij geen recht had op de toelagen, omdat de functie van SEH arts niet als medisch specialisme is geregistreerd.

De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht had besloten de toelagen te beëindigen. De rechtbank concludeerde dat de toezeggingen aan eiser berustten op een gemaakte fout door verweerder. De rechtbank benadrukte dat het bestuursorgaan de bevoegdheid heeft om gemaakte fouten te herstellen, mits dit niet in strijd is met rechtsbeginselen. De rechtbank vond dat de belangen van de organisatie zwaarder wogen dan de financiële belangen van eiser, en dat de afbouwperiode van twaalf maanden redelijk was. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en verweerder was niet verplicht om de proceskosten van eiser te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/4888

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 november 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. E. Bakhuis),
en

de minister van Defensie (voorheen de staatsecretaris van Defensie), verweerder

(gemachtigde: mr. H.J.M.R. van den Ende-de Boer).

Procesverloop

Bij besluit van 17 december 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aan eiser toegekende toelagen officieren medisch specialist (TOMS) en aanvullende toelage officieren medisch specialisten (ATOMS) beëindigd met een afbouwperiode van vier maanden.
Bij besluit van 15 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser alleen wat betreft de afbouwperiode gegrond verklaard. Verweerder heeft de afbouwperiode alsnog verlengd tot één jaar.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 16 november 2021. Eiser en zijn gemachtigde waren aanwezig. Namens verweerder waren aanwezig mr. H.J.M.R. van den Ende-de Boer en [A] .

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is beroepsmilitair geweest van 1999 tot 2003. Sinds 2012 is hij reservist. Op zijn verzoek is hij per 1 juni 2020 aangesteld als militair in de functie van spoedeisende hulp (SEH) arts. Vanaf juli 2020 zijn de toelagen TOMS en ATOMS met ingang van 1 juni 2020 aan eiser uitbetaald.
Deze zaak gaat over de vraag of verweerder de toelagen mocht beëindigen.
Wat vindt eiser?
2. Eiser stelt dat verweerder deze toelagen ten onrechte heeft beëindigd. Er is geen sprake van een onjuist besluit op grond van regelgeving. Hij is de toekenning van de toelagen uitdrukkelijk overeengekomen in onderhandelingen over de arbeidsvoorwaarden.
Het rechtszekerheidsbeginsel- en het vertrouwensbeginsel vereisen dat de toelagen worden voortgezet voor onbepaalde tijd. Eiser is de toelagen mondeling en schriftelijk door verschillende medewerkers toegezegd.
Verweerder stelt ten onrechte dat eiser wist dat hij geen recht had op de TOMS en ATOMS. Eiser was te goeder trouw en heeft in allen openheid gevraagd of hij de toelagen kreeg. Het belang van eiser weegt zwaarder dan het algemeen belang van Defensie. Niet aannemelijk is dat van precedentwerking sprake zal zijn.
Subsidiair vindt eiser de afbouwperiode van twaalf maanden te kort.
Wat vindt verweerder?
3. De toekenning van de TOMS en de ATOMS is in strijd met de geldende regelgeving. Abusievelijk zijn de toelagen toegekend omdat ten onrechte aangenomen werd dat de SEH arts een officier medisch specialist is.
Uit het gesprek dat eiser had op 8 december 2020 met de heer [A] en majoor [B] blijkt dat eiser wist geen recht te hebben op de TOMS en de ATOMS. Dit staat in het verslag van dat gesprek. De betwisting door eiser van de juistheid van dat verslag, maakt dit niet anders. Eiser geeft niet aan wat er niet juist zou zijn aan de weergave van het gesprek in het verslag.
Indien de fout niet zou worden hersteld en eiser de toelagen zou behouden dat evident een negatief uitstralingseffect hebben naar de andere SEH artsen.
Eiser hoefde niet vóór zijn aanstelling informatie te verstrekken over zijn inkomen, maar omdat hij heeft gezegd dat hij zonder toekenning van de toelagen zijn baan niet zou opzeggen, is hem gevraagd die informatie te geven. Dat heeft hij niet gedaan.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4.1.
De rechtbank stelt voorop dat zij, met verweerder, van oordeel is dat eiser volgens de regelgeving geen recht heeft op de toelagen TOMS en ATOMS, omdat de functie van SEH arts niet is geregistreerd als een medisch specialisme.
De rechtbank is verder van oordeel dat de toezeggingen om de toelagen toe te kennen en daarna de daadwerkelijke toekenning van de toelagen aan eiser berust op een door verweerder gemaakte fout. Uit de door eiser overgelegde e-mailcorrespondentie blijkt weliswaar van toezeggingen, maar geenszins dat verweerder bewust in afwijking van de geldende regels eiser de toelagen heeft willen toekennen. Uit de e-mails blijkt dat de betrokken medewerkers die de toezegging aan eiser deden, in de veronderstelling waren dat eiser recht had op de toelagen.
4.2.
Volgens vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [1] komt aan een bestuursorgaan de bevoegdheid toe een gemaakte fout te herstellen mits het daartoe strekkende besluit niet in strijd is met enige geschreven of ongeschreven rechtsregel of met enig algemeen rechtsbeginsel, in het bijzonder dat van de rechtszekerheid. Afhankelijk van de omstandigheden, zoals bijvoorbeeld de tijd waarin de te herstellen beslissing rechtskracht had, kan ter vermijding van strijd met het rechtszekerheidsbeginsel een korte of langere afbouw- of gewenningsperiode aangewezen zijn.
4.3.
Bij de afweging van belangen acht de rechtbank van belang dat eiser bij enig onderzoek had kunnen weten dat hij geen recht had op de toelagen. Voorts weegt mee dat de toelagen niet met terugwerkende kracht zijn beëindigd en teruggevorderd en dat de afbouwperiode van de toelagen is verlengd tot twaalf maanden. Ook weegt mee dat eiser niet wordt gehouden aan zijn dienverplichting. Verder mocht verweerder het organisatiebelang betrekken. Aannemelijk is dat het feit dat de overige SEH artsen niet voor de toelagen in aanmerking komen, kan leiden tot scheve verhoudingen.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder het belang van de organisatie om de gemaakte fout te herstellen zwaarder heeft mogen laten wegen dan het financiële belang van eiser. Hoewel eiser door de beëindiging van de toelagen een aanzienlijke terugval in inkomen heeft, heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat hij ten opzichte van zijn inkomen vóór de aanstelling aanzienlijk in inkomen achteruit gaat. Niet aannemelijk is dat eiser in de zes maanden na zijn aanstelling zijn levensstandaard zodanig heeft aangepast dat het verval van de toelagen tot onoverkomelijke financiële problemen leidt. Hij mag de gedurende zeven maanden uitgekeerde toelagen behouden en verweerder heeft een redelijke afbouwregeling getroffen.
4.4.
De rechtbank concludeert dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot beëindiging van de toelagen met een afbouwtermijn van twaalf maanden.
Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet gehouden is met toepassing van artikel 26 van het Inkomstenbesluit militairen eiser een (verdergaande) schadeloosstelling toe te kennen voor het verval van de toelagen.
4.5.
Het beroep is ongegrond.
4.6.
Nu eiser geen gelijk krijgt, hoeft verweerder niet de proceskosten van eiser te voldoen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Leijten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 november 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 12 september 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1746.