Overwegingen
1. Eiseres werkt sinds 1 augustus 1990 als verpleegkundige bij verweerder. Sinds 1 november 2006 werkt zij in de functie van genetisch consulent.
Op 10 juli 2018 heeft een medisch secretaresse een melding gemaakt. Uit de melding volgt dat de verwerking van een toestemmingsformulier, dat ingevuld was alsof de moeder van de patiënte was overleden, door de medisch secretaresse niet lukte, omdat de geboortedatum van de moeder niet klopte. Daarnaast bleek uit andere informatie dat de moeder nog in leven was, waardoor het formulier mogelijk niet door de juiste persoon was ondertekend. Niet de patiënte had het formulier dan moeten ondertekenen, maar de moeder. De medisch secretaresse heeft de patiënte gebeld om de geboortedatum van de moeder te verifiëren en om te controleren of de moeder nog in leven was. De patiënte gaf in dit gesprek aan dat zij nog in bezit was van de formulieren en zij haar moeder nog niet had gevraagd om deze in te vullen en te ondertekenen.
Op 23 oktober 2013 hebben medisch specialist dr. [A] en senior medisch specialist dr. [B] over de melding een gesprek gehad met eiseres.
2. Bij het bestreden besluit I heeft verweerder verwezen naar het advies van de Adviescommissie Rechtspositionele Bezwaren (de commissie) van 17 april 2019.
3. In dat advies heeft de commissie zich op het standpunt gesteld dat de binnengekomen melding over het vervalsen van een handtekening van een patiënte zodanig is dat het LUMC in redelijkheid heeft over mogen gaan tot het opleggen van een ordemaatregel. De commissie heeft opgemerkt dat het verlenen van buitengewoon verlof juridisch gezien is aan te merken als een - lichte - ordemaatregel.
4. Bij het bestreden besluit II heeft verweerder verwezen naar het advies van de commissie van 11 september 2019.
5. In dat advies heeft de commissie de verklaring van eiseres over de totstandkoming van het formulier ongeloofwaardig en onaannemelijk geacht.
De commissie heeft opgemerkt dat de patiënte heeft verklaard dat zij zich het verloop van het consult goed kan herinneren en dat geen sprake was van een uitvoerige uitleg met een gedetailleerde invulling en volledige ondertekening van een kladformulier en evenmin dat daarbij het voorbeeld zou zijn gekozen alsof haar - gezonde - moeder zou zijn overleden. De commissie had geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van de patiënte.
Eiseres heeft tegenstrijdige verklaringen afgelegd en in eerste instantie erkend dat zij het formulier heeft ingevuld en ondertekend, en voorts verklaard dat zij wel vaker per order ondertekent en haar excuses aangeboden. Later, in het tweede hoorgesprek, heeft eiseres anders verklaard met de lezing van een kladformulier dat abusievelijk in het administratieve systeem terecht is gekomen. De commissie heeft opgemerkt dat de door eiseres in tweede instantie beschreven gang van zaken hoogst ongebruikelijk is. De commissie achtte ongeloofwaardig dat een kladformulier ter uitleg aan een volwassen gezonde patiënt in detail wordt ingevuld met volledig uitgeschreven naam, adres en woonplaats, alsmede de van een vragenlijst overgenomen geboortedatum van de moeder van de patiënte, en ook een volledige ondertekening met een concrete datum. Evenzeer achtte de commissie ongeloofwaardig dat als voorbeeld een invulling wordt genomen alsof een gezonde persoon zou zijn overleden. Dit geldt voor de keuze van een ondertekeningdatum in de maand juli, terwijl het consult in januari plaatsvond, temeer omdat de gekozen datum in juli vijf dagen ligt voor de datum van invoering van het formulier door eiseres in HiX.
Ten aanzien van het gedrag van eiseres heeft de commissie overwogen dat van eiseres verwacht had mogen worden dat zij zich als behandelaar primair verantwoordelijk zou voelen en dat zij daarnaar zou handelen. Van eiseres had als goede zorgverlener mogen worden verwacht dat ze de signalen direct op zou pakken en actie had ondernomen, zowel richting patiënte als richting haar leidinggevende. De commissie was met verweerder eens dat dit nalaten eiseres kan worden aangerekend.
De commissie vond het verder niet geloofwaardig dat het eiseres niet duidelijk was dat zij na het gesprek op 23 oktober op 23 en 25 oktober niet zonder meer mutaties kon aanbrengen in dossiers zonder haar leidinggevenden hiervan op de hoogte te stellen. Tijdens het gesprek op 23 oktober 2018 is eiseres geconfronteerd met het toestemmingsformulier en toen is door haar leidinggevende gevraagd om een lijst van Hix-dossiers, waarin door eiseres p.o. was ondertekend. Eiseres wist of behoorde te weten dat haar leidinggevende de betreffende dossiers zou controleren op correcte verslaglegging zodra hij over deze dossiernummers kon beschikken. Tevens is op 23 oktober 2018 gewezen op de ernst van de melding. Dat heeft eiseres niet weersproken. Verweerder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat eiseres heeft willen verhullen dat zij heeft nagelaten om (tijdig) vast te leggen dat de patiënten mondeling toestemming aan haar hebben gegeven.
Voorts blijkt uit her adviesrapport naar aanleiding van het door verweerder verrichte disciplinaire onderzoek van 20 februari 2019 dat eiseres op 23 en 25 oktober 2018 mutaties heeft aangebracht in dossiers. Eiseres heeft echter in het kader van het disciplinair onderzoek, tijdens het tweede hoorgesprek op 19 december 2018, slechts aangegeven in dossiers te hebben gewerkt sinds 23 oktober 2018, zonder vermelding van door haar aangebrachte mutaties. De commissie heeft overwogen dat eiseres over de gedane mutaties niet open is geweest. Ook dit is eiseres aan te rekenen.
De commissie heeft geen aanwijzingen gezien dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld bij het onderzoek en intimiderend, sturend of anderszins manipulatief zou zijn opgetreden. Dat de leidinggevende heeft deelgenomen aan het disciplinair onderzoek en aan de hoorgesprekken, is naar de mening van de commissie niet ongebruikelijk en ook niet onoorbaar. De commissie heeft voorts geen aanwijzingen gezien dat de verklaringen van de door de onderzoekscommissie gehoorde personen niet betrouwbaar zouden zijn.
De commissie kon de stelling van eiseres, dat verweerder de melding niet als ernstig heeft gekwalificeerd vanwege het lange tijdsverloop, niet volgen. De aanvankelijke vertraging in de doorlooptijd van de melding is door verweerder genoegzaam toegelicht en verweerder heeft na inhoudelijke kennisname tijdig actie ondernomen.
De commissie heeft geen aanwijzingen gezien dat eiseres niet in staat is geweest de ontoelaatbaarheid van haar handelen in te zien en overeenkomstig dit inzicht te handelen.
Mede in aanmerking genomen dat eiseres met haar gedragingen het vertrouwen van verweerder heeft geschonden, achtte de commissie de opgelegde maatregel van een onvoorwaardelijk strafontslag niet onevenredig.
Tot slot was de commissie van mening dat verweerder in redelijkheid het buitengewoon verlof aan eiseres heeft mogen opleggen. Het verlenen van verlof op grond van redelijke vermoedens van plichtsverzuim en/of niet goed functioneren is in de jurisprudentie algemeen aanvaard.
6. Eiseres heeft aangevoerd dat er geen sprake was van fraude of van een redelijk vermoeden van ernstig plichtsverzuim. Ook werd de goede voortgang van de werkzaamheden en een oplossing van problemen niet belemmerd door de aanwezigheid van eiseres. Het besluit tot het verlenen van buitengewoon verlof berust daarom op een onjuiste grondslag. Voorts is geen rekening gehouden met de belangen van eiseres. De maatregel van buitengewoon verlof is volgens haar zeer diffamerend. Bovendien heeft de gehele situatie tot gezondheidsklachten bij eiseres geleid.
Na het gesprek op 23 oktober 2018 heeft eiseres haar werk hervat.
De medisch secretaresse heeft eiseres alleen gezegd dat er een probleem was met een formulier en dat zij de betreffende patiënt had gebeld. Eiseres mocht ervan uitgaan dat de kwestie was afgedaan en dat er geen actie meer moest worden ondernomen.
Eiseres heeft de ernst tot 23 oktober 2018 dan ook niet kunnen inschatten. Eiseres werd op 23 oktober 2018 overvallen. Tijdens het gesprek op 23 oktober 2018 wist eiseres niet om welke patiënte en feiten het ging en het formulier was slecht leesbaar. Zij werd op harde en beschuldigende wijze aan de tand gevoeld. Daar komt nog bij dat eiseres voorafgaand aan dit gesprek een intensieve poli had gehad en die ochtend herhaaldelijk was gebeld in verband met het aanstaande overlijden van haar stiefvader.
Eiseres heeft verder aangevoerd dat het onderzoek door de adviescommissie niet door onafhankelijke onderzoekers is uitgevoerd. Het onderzoek is uitgevoerd door het sectiehoofd en eindverantwoordelijke van de afdeling mevrouw prof. dr. [C] (hierna: leidinggevende) en mevrouw mr. [D] (adviseur PZ). Voordat het onderzoek plaatsvond, had haar leidinggevende al het standpunt ingenomen dat zij de verklaring van eiseres ongeloofwaardig achtte. Dit heeft zij tijdens het gesprek van 30 oktober 2018 aan eiseres kenbaar gemaakt. Weliswaar staat dat niet in het verslag van het gesprek van 30 oktober 2018, maar dit verslag is pas opgesteld op 23 januari 2019 toen zij al deel uitmaakte van de onderzoekscommissie. Uit de diverse verklaringen blijkt dat zij in de gesprekken zelf informatie heeft gegeven en het gesprek in een bepaalde richting heeft gestuurd. Daar komt bij dat degenen die een verklaring hebben afgelegd zich bewust waren dat zij dit deden ten overstaan van het afdelingshoofd.
De adviseur PZ is evenmin onafhankelijk. Zij is werkzaam bij de afdeling Personeel en moet worden beschouwd als de adviseur van het afdelingshoofd.
Eiseres heeft aangevoerd dat zij tijdens het gesprek op 23 oktober 2018 niet heeft verklaard dat zij een handtekening op een toestemmingsformulier heeft vervalst. In het verslag van het gesprek op 23 oktober 2018 is dit ten onrechte opgenomen. Het toestemmingsformulier was bedoeld als uitlegvoorbeeld aan de patiënte en bevatte daarom fictieve gegevens en slordigheidsfouten. Het was de bedoeling om dit formulier weg te gooien. Eiseres heeft niet kunnen achterhalen waarom het tussen de aanvragen in het postvak is terechtgekomen. De oorzaak kan worden gezocht in de hoge werkdruk waaronder eiseres haar werk moest verrichten. De verklaring van de patiënte dat eiseres niet bij wijze van voorbeeld het toestemmingsformulier heeft ingevuld acht eiseres opmerkelijk. Verder heeft eiseres er geen belang bij om een handtekening te vervalsen. Zij had geen administratieve verplichtingen in dit dossier. Bovendien heeft eiseres in september 2018 een stiltebrief gestuurd om de patiënte eraan te herinneren dat de formulieren nog niet waren ingevuld.
Verweerder heeft na de melding maandenlang geen actie ondernomen. Hieruit blijkt dat verweerder ook niet van mening was dat op basis van de feiten onmiddellijk buitengewoon verlof moest worden opgelegd. Ook vond verweerder de melding kennelijk niet ernstig.
Op grond van de klachtenprocedure had het sectiehoofd de melding met eiseres moeten bespreken. Dit heeft zij nagelaten.
Ook heeft eiseres aangevoerd dat het aanbrengen van de mutaties op 23 en 25 oktober 2018 niet het verhullen van onjuistheden betreft, maar het in één dossier aanvullen van een administratieve onvolkomenheid. Eiseres was nog werkzaam en heeft in die tijd haar gebruikelijke werkzaamheden verricht, waaronder het rechtzetten van een aantal onvolkomenheden in actuele dossiers. Zij zag geen aanleiding om de heer [A] hiervan op de hoogte te stellen, aangezien twee van de drie dossiers niet onder de verantwoordelijkheid van de heer [A] vielen. Eiseres heeft dit niet heimelijk gedaan aangezien in het digitale dossier een logboek wordt bijgehouden van de wijzigingen.
Daarnaast kunnen de verweten gedragingen niet worden aangemerkt als plichtsverzuim. Het vermeende plichtsverzuim is eiseres bovendien niet te verwijten en kan haar niet worden toegerekend. De maatregel van onvoorwaardelijk strafontslag is onevenredig aan de gedragingen. Eiseres heeft bijna 30 jaar bij het LUMC gewerkt en heeft zich met ziel en zaligheid ingezet in het belang van de patiënten. Zij heeft altijd goed gefunctioneerd. Het zal voor haar, gezien haar leeftijd en eenzijdige achtergrond, onmogelijk zijn om ander betaald werk te vinden.
7. Op grond van artikel 2:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vervult het bestuursorgaan zijn taak zonder vooringenomenheid.
Op grond van artikel 2:4, tweede lid, van de Awb waakt het bestuursorgaan ertegen dat tot het bestuursorgaan behorende of daarvoor werkzame personen die een persoonlijk belang bij een besluit hebben, de besluitvorming beïnvloeden.
Op grond van artikel 7.3.9 van de Cao universitair medische centra (Cao umc) kan de werkgever buitengewoon verlof verlenen van korte dan wel lange duur, al dan
niet betaald, in die gevallen waarin daartoe aanleiding aanwezig wordt geacht.
Op grond van artikel 11.2, eerste lid, aanhef en onder d, van de Cao umc kan de werkgever de disciplinaire straf ontslag verlenen.
Het oordeel van de rechtbank
8. Niet is gebleken dat de leidinggevende van eiseres of de adviseur PZ een persoonlijk belang had bij een besluit tot het ontslag van eiseres. Van schending van artikel 2:4, tweede lid, van de Awb is dan ook niet gebleken.
Eiseres heeft haar stelling van dat haar leidinggevende in de gesprekken zelf informatie heeft gegeven en het gesprek in een bepaalde richting heeft gestuurd niet onderbouwd. Dat degenen die een verklaring hebben afgelegd zich bewust waren dat zij dit deden ten overstaan van het afdelingshoofd, is geen reden om een schending van artikel 2:4, eerste lid, van de Awb aan te nemen.
9. De rechtbank ziet onvoldoende reden om te oordelen dat eiseres in haar verdedigingspositie is geschaad doordat zij pas op 23 oktober 2018 met het formulier werd geconfronteerd. Zij is immers op 10 juli 2018 door de medisch secretaresse aangesproken en had naar aanleiding daarvan kunnen nagaan waarom het formulier op 9 juli 2018 in het systeem was verwerkt.
Daargelaten hoe het gesprek op 23 oktober 2018 is verlopen, is het ontslagbesluit niet alleen gebaseerd op wat eiseres tijdens het gesprek van 23 oktober 2018 heeft gezegd. Wat eiseres daarover heeft aangevoerd, leidt daarom niet tot de conclusie dat eiseres zich niet heeft kunnen verdedigen. Eiseres is meermaals gelegenheid gegeven haar visie naar voren te brengen en heeft hiervan gebruik gemaakt.
- Het toestemmingsformulier is handgeschreven ingevuld door eiseres. Op het stippellijntje voor de handtekening heeft zij in groter handschrift een naam met initialen gezet met daar doorheen een streep.
- Niet in geschil is dat eiseres in de richting van haar werkgever geen actie heeft ondernomen nadat zij op 10 juli 2018 was aangesproken.
- Niet in geschil is dat eiseres op 23 en 25 oktober 2018 mutaties heeft aangebracht in dossiers.
- De rechtbank acht voldoende onderbouwd dat eiseres de aangebrachte mutaties heeft ontkend, althans de mutatie die zij in Hix-dossier 5671086 heeft aangebracht. In het verslag van het tweede hoorgesprek op 19 december 2018 staat dat eiseres is gevraagd of zij op een later moment iets heeft toegevoegd aan dit dossier. Eiseres heeft die vraag ontkennend beantwoord.
Kwalificatie als plichtsverzuim
- Naar het oordeel van de rechtbank is niet geloofwaardig dat eiseres het formulier als kladformulier heeft gebruikt. Allereerst volgt uit de verklaring van de patiënte dat uitleg over het toestemmingsformulier niet nodig was en van een kladformulier geen sprake is geweest. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten om te twijfelen aan deze verklaring. Daarbij is van belang dat de patiënte geen belang had bij het onwaar verklaren. De patiënte heeft de vraag of zij zich kon herinneren of eiseres in haar bijzijn het formulier heeft ingevuld ontkennend beantwoord. Dat zij heeft ontkend dat eiseres heeft voorgedaan hoe het formulier ingevuld zou moeten worden, is daarmee naar het oordeel van de rechtbank niet tegenstrijdig. Iets in het bijzijn van iemand doen is immers iets anders dan iets voordoen.
Dat de verklaringen van de medisch secretaresse en de patiënte niet overeenkomen wat betreft de vraag of de patiënte het formulier door haar moeder zou laten invullen, betekent niet dat in het geheel geen waarde kan worden gehecht aan de verklaring van de patiënte over het consult met eiseres.
Verder heeft eiseres een order in het systeem aangemaakt, waardoor het voor de medisch secretaresse mogelijk was om het toestemmingsformulier te verwerken. Eiseres heeft ten aanzien van dit toestemmingsformulier dus een bewuste handeling verricht, wat afbreuk doet aan haar verklaring dat het formulier een kladformulier was en onbedoeld in het administratieve proces terecht is gekomen. Tot slot was het formulier zodanig ingevuld dat dit in beginsel niet te onderscheiden was van een toestemmingsformulier ingevuld door de patiënte. Daarbij wordt niet ingezien waarom op een kladformulier een handtekening, althans een naam geschreven in vergrote letters met een streep erdoorheen, als uitleg wordt geplaatst op de plek waar de patiënte haar handtekening moet zetten. In de beslissing in primo, waarvan in het bestreden besluit geen afstand is genomen, heeft verweerder verder vastgesteld dat de verklaring van eiseres over de wijze van invullen van een kladformulier niet overeenkomt met het door haar tijdens het tweede hoorgesprek geschetste voorbeeld van invullen. Daaruit bleek dat eiseres de velden niet concreet invult, maar dat zij bij “Datum en Handtekening” door een pijl daarbij schrijft “datum + handtekening van moeder”. Dit onderdeel heeft eiseres niet betwist. Het indienen van het niet rechtmatig ingevulde formulier en na confrontatie daarmee daarover wisselend en niet naar waarheid verklaren door eiseres levert naar het oordeel van de rechtbank zeer ernstig plichtsverzuim op.
- Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat van eiseres mocht worden verwacht dat zij naar aanleiding van hetgeen de medisch secretaresse haar had verteld op 10 juli 2018 actie had ondernomen. Voor zover eiseres niet duidelijk was wat er precies aan de hand was, lag het op haar weg om dit uit te zoeken. Het gaat daarbij niet alleen om actie richting de patiënt, maar ook om actie richting haar leidinggevende. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van plichtsverzuim.
- De rechtbank is van oordeel dat verweerder het terecht niet geloofwaardig heeft geacht dat het eiseres niet duidelijk was dat zij na het gesprek op 23 oktober 2018 niet zonder meer mutaties kon aanbrengen in dossiers zonder haar leidinggevenden hiervan op de hoogte te stellen. Eiseres is tijdens het gesprek op 23 oktober 2018 geconfronteerd met het toestemmingsformulier. Haar is toen gevraagd om een lijst van Hix-dossiers, waarin door eiseres p.o. was ondertekend. Eiseres wist of behoorde te begrijpen dat haar leidinggevende de betreffende dossiers zou controleren op correcte verslaglegging zodra hij over deze dossiernummers kon beschikken. Tevens is eiseres gewezen op de ernst van de melding. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van plichtsverzuim.
- Het niet open zijn over de aangebrachte mutaties is naar het oordeel van de rechtbank ook aan te merken als plichtsverzuim.
.
11. Bij de vraag of plichtsverzuim is aan te merken als toerekenbaar plichtsverzuim is volgens vaste rechtspraak van de CRvB van belang of de ambtenaar de ontoelaatbaarheid van het verweten gedrag heeft kunnen inzien en overeenkomstig dat inzicht heeft kunnen handelen. Het ligt op de weg van de ambtenaar aannemelijk te maken dat het plichtsverzuim hem niet kan worden toegerekend.
Eiseres heeft geen medische gegevens overgelegd waaruit blijkt dat het plichtsverzuim haar niet kan worden toegerekend. Eiseres heeft in het verleden een hersenoperatie ondergaan en is uitgevallen door burnt-out. Vanaf 1 april 2017 is zij weer volledig werkzaam. Bovendien is ter zitting door verweerder onweersproken naar voren gebracht dat eiseres extra tijd werd gegund voor het nakomen van administratieve verplichtingen zoals het verwerken van toestemmingsformulieren.
12. De rechtbank acht de straf van ontslag niet onevenredig, gelet op de ernst van het plichtsverzuim. Verweerder heeft uit de gedragingen van eiseres in haar functie, waaronder het wisselend en niet naar waarheid verklaren niet ten onrechte geconcludeerd dat eiseres niet onder alle omstandigheden handelt overeenkomstig hetgeen van haar mag worden verwacht. Eiseres heeft getracht de haar verweten handelingen toe te dekken, waar openheid geboden was. De door het LUMC te behartigen belangen, waaronder het omgaan met uiterst privacygevoelige informatie vergen dat het LUMC van een genetisch consulent mag verwachten dat die zeer zorgvuldig handelt in procedures die zijn gericht op het inwinnen of verstrekken van persoonlijke en zeer gevoelige medische gegevens. De betrokken medewerker moet blijk geven integer te handelen. Eiseres heeft hieraan aan niet kunnen voldoen en heeft het voor de toekomst in haar te stellen vertrouwen zo ernstig aangetast dat strafontslag een niet onevenredige maatregel is. Hieraan doet niet af dat door alertheid van anderen het onjuist ingevulde toestemmingsformulier niet tot een datalek heeft geleid.
Uit de omstandigheid dat verweerder niet meteen actie heeft ondernomen na de melding van 10 juli 2018 kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden afgeleid dat verweerder de melding aanvankelijk niet als ernstig kwalificeerde. In het verslag van het hoorgesprek met de kwaliteitsmedewerker KG van 8 november 2018 staat bovendien dat er eerst een ICT-fout was, vervolgens een enorme werkpiek met andere prioriteiten en daarna liet het werkoverleg op zich wachten. Het betoog van eiseres dat dit geen geldig excuus is, gaat eraan voorbij dat het tijdsverloop niet zodanig is dat verweerder de ontslagbevoegdheid niet meer in redelijkheid kon uitoefenen. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de CRvB van 17 september 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3165. Of verweerder heeft gehandeld volgens de Procedureregeling, is als zodanig niet aan de orde. Zelfs als verweerder niet volgens de Procedureregeling heeft gehandeld, betekent dat niet dat aan eiseres geen disciplinaire sanctie meer kon worden opgelegd. Dat eiseres 28 jaar bij (rechtsvoorgangers van) verweerder heeft gewerkt, legt niet een zodanig gewicht in de schaal dat het ontslag als onevenredig moet worden beschouwd. Dit geldt ook voor de omstandigheden dat eiseres haar inkomen heeft verloren en mogelijk niet gemakkelijk weer een baan zal vinden. Overigens is ter zitting gebleken dat eiseres na een jaar ziekte opnieuw werk heeft gevonden.
13. Naar het oordeel van de rechtbank kon verweerder zich in redelijkheid op het standpunt stellen dat er aanleiding bestond om eiseres buitengewoon verlof te verlenen, gelet op de melding waardoor de verdenking was ontstaan van het vervalsen van een handtekening. In het verslag van het gesprek van 23 oktober 2018 staat dat eiseres is gevraagd of het klopte dat eiseres het formulier had ingevuld en een handtekening had vervalst en dat eiseres heeft aangegeven dat dit klopte. Eiseres heeft later ontkend dat zij dit had aangegeven. Of de handtekening daadwerkelijk was vervalst, was iets wat tijdens het buitengewoon verlof kon worden uitgezocht. Het buitengewoon verlof heeft - als zuivere ordemaatregel - geen diffamerend karakter. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de CRvB van 7 maart 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ3514. Ook overigens is niet gebleken dat de belangen van eiseres door het buitengewoon verlof onevenredig zijn geschaad. 14 De beroepen zijn ongegrond.
15 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.