ECLI:NL:RBDHA:2021:12770
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening van besluiten inzake AOW-premie en betalingsonmacht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) over de afwijzing van een verzoek tot herziening van eerdere besluiten. Eiseres had verzocht om herziening van besluiten van 19 september 2008, 21 juni 2016 en 19 juni 2019, waarin zij schuldig nalatig was verklaard voor het niet betalen van AOW-premie. Het primaire besluit van 23 december 2019, waarin het verzoek om herziening werd afgewezen, werd door de Svb in het bestreden besluit van 2 april 2020 bevestigd. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit, waarbij zij zich liet vertegenwoordigen door haar gemachtigde.
Tijdens de zitting op 17 mei 2021, die via Skype plaatsvond, heeft eiseres haar financiële situatie toegelicht en een beroep gedaan op betalingsonmacht met betrekking tot het griffierecht. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet in aanmerking kwam voor vrijstelling van het griffierecht, omdat haar inkomen niet onder de geldende bijstandsnorm viel. De rechtbank heeft vervolgens de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waarbij zij concludeerde dat de door eiseres aangevoerde nieuwe feiten niet voldoende waren om de eerdere besluiten te herzien. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Svb zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuwe informatie was die aanleiding gaf tot herziening van de besluiten.
De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep van eiseres ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de besluiten van de Svb niet onmiskenbaar onjuist waren en dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat het bestreden besluit evident onredelijk was. De uitspraak is gedaan door mr. J.B. Wijnholt, rechter, en is openbaar uitgesproken op 8 juni 2021.