4.3.Uit artikel 2, zevende lid, van de Regeling samenloop arbeidsongeschiktheidsuitkering met inkomen (Regeling) volgt dat indien betrokkene met verlof is dan wel pensioen of prepensioen ontvangt, vanaf de eerste dag van het aangiftetijdvak waarin het verlof is aangevangen dan wel waarin het recht ontstond op pensioen of prepensioen, tevens onder loon wordt verstaan het loon dat werd genoten in het aangiftetijdvak voor het aangiftetijdvak waarin het verlof is aangevangen dan wel waarin het recht op pensioen of prepensioen ontstond.
5. De rechtbank stelt vast dat eiseres sinds 1 augustus 2019 inkomsten uit prepensioen ontvangt. Eiseres heeft ter zitting verklaard dat er sprake is van een keuzepensioen dat zij nu moet opnemen, anders wordt zij op haar 66e gekort op haar pensioen. Volgens de Regeling is prepensioen gedefinieerd als ‘
een uitkering die voorafgaat aan die uitkering[het pensioen]
of het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd’. De rechtbank maakt hieruit op dat er sprake is van prepensioen.
6. In de Nota van Toelichting bij de Regeling is ten aanzien van artikel 2, zevende lid, het volgende opgemerkt:
“De anticumulatieregeling is bedoeld voor de situatie waarin blijkt dat de aanvaarde arbeid toch te zwaar is voor een arbeidsongeschikte, zodat hij moet stoppen met die arbeid. Het kan zich echter ook voordoen dat een arbeidsongeschikte die het werk heeft hervat, zijn werkzaamheden onderbreekt of beëindigt vanwege het opnemen van verlof of vervroegde uittreding. Als in die gevallen de werkgever het loon niet (volledig) doorbetaalt of de werknemer een uitkering op grond van een VUT-, ouderdomspensioen- of prepensioenregeling ontvangt die lager is dan zijn laatstverdiende loon, zou de arbeidsongeschiktheidsuitkering moeten toenemen. Immers, er is dan sprake van een daling van de inkomsten uit arbeid, zodat de fictieve mate van arbeidsongeschiktheid is toegenomen.
De anticumulatieregeling is voor deze situaties niet bedoeld. Er is immers slechts sprake van een tijdelijke onderbreking van of vervroegd stoppen met de arbeid, en niet van het beëindigen van de arbeid omdat deze de krachten of bekwaamheden van de betrokkene te boven gaat. In de huidige Regeling samenloop wordt tijdens een aantal vormen van verlof voorkomen dat de arbeidsongeschiktheidsuitkering toeneemt tijdens het verlof. Dit betreft de in hoofdstuk 3, afdeling 2, van de Wet arbeid en zorg genoemde vormen van verlof, te weten verlof in verband met zwangerschap, bevalling, adoptie en pleegzorg. In de onderhavige regeling wordt door middel van een wijziging van de artikelen 1 en 4 van de Regeling samenloop geregeld dat alle vormen van verlof niet tot een hogere arbeidsongeschiktheidsuitkering kunnen leiden. Dat gebeurt door te veronderstellen dat een arbeidsongeschikte tijdens zijn verlof een inkomen ontvangt dat gelijk is aan zijn inkomsten uit arbeid voor de aanvang van zijn verlof. Hetzelfde wordt geregeld als iemand vervroegd uittreedt en een uitkering op grond van een VUT-, ouderdomspensioen- of prepensioenregeling ontvangt.”
7. Blijkens de Nota van Toelichting van de Regeling was verweerder gehouden om uit te gaan van het loon dat werd genoten in het aangiftetijdvak voor het aangiftetijdvak waarin het prepensioen ontstond. Artikel 2, zevende lid, van de Regeling is dwingend recht en biedt geen mogelijkheid om hiervan af te wijken. Dat eiseres ervoor heeft gekozen om haar dienstverband te beëindigen en prepensioen te ontvangen omdat zij zich niet langer in staat achtte om haar werkzaamheden te verrichten – in plaats van zich ziek te melden -, kan dan ook niet leiden tot een ander oordeel. Hoewel de rechtbank zich realiseert dat de situatie nadelig uitpakt voor eiseres, terwijl zij in de veronderstelling verkeerde het juiste te doen, is de rechtbank van oordeel dat verweerder artikel 2, zevende lid, van de Regeling op de juiste wijze heeft toegepast.