Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.De feiten
‘subsidiair’)haar meer tijd te geven voor het vinden van een andere woning. In de brief staat verder nog het volgende:
Rechtbank Den Haag
In deze zaak gaat het om een kort geding dat is aangespannen door [eiseres] tegen Woningstichting Haag Wonen. De kern van het geschil betreft de ontruiming van een woning die [eiseres] bewoont, maar waarvan Haag Wonen stelt dat zij daar zonder recht of titel verblijft. De kantonrechter had eerder geoordeeld dat [eiseres] zonder recht of titel in de woning verblijft en haar veroordeeld tot ontruiming. [eiseres] heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis en vraagt in het kort geding om schorsing van de executie van het vonnis van de kantonrechter totdat er een uitspraak in het hoger beroep is gedaan.
De voorzieningenrechter overweegt dat de belangen van [eiseres] bij het behoud van haar woonruimte zwaarder wegen dan de belangen van Haag Wonen bij de ontruiming. De voorzieningenrechter stelt vast dat de kantonrechter in zijn eerdere uitspraak geen motivering heeft gegeven voor de uitvoerbaarheid bij voorraad, wat betekent dat er geen belangenafweging heeft plaatsgevonden. Dit biedt ruimte voor een nieuwe belangenafweging in het kort geding.
De voorzieningenrechter oordeelt dat [eiseres] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij te goeder trouw was bij het aangaan van de overeenkomst met [B] en dat zij door [B] en [A] onjuist is voorgelicht over de feitelijke situatie van de woning. Gezien de persoonlijke omstandigheden van [eiseres], waaronder haar recente bevalling en de moeilijkheid om vervangende woonruimte te vinden, wordt de executie van het vonnis van de kantonrechter geschorst. De voorzieningenrechter legt wel voorwaarden op, waaronder dat [eiseres] tijdig de verschuldigde gebruiksvergoeding aan Haag Wonen moet blijven betalen en voortvarend moet procederen in het hoger beroep.