ECLI:NL:RBDHA:2021:12656
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag horecavergunning op grond van de Wet Bibob
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres B. V. en de Burgemeester van Leiden over de afwijzing van een aanvraag voor een horecavergunning op basis van de Wet Bibob. Eiseres had twee aanvragen ingediend voor een exploitatie- en drank- en horecavergunning voor café '[cafe 1]' en een aanwezigheidsvergunning voor kansspelautomaten in café '[cafe 2]'. De burgemeester heeft deze aanvragen afgewezen en een eerder verleende vergunning ingetrokken, omdat er een ernstig gevaar bestond dat criminele gelden zouden worden gebruikt, gezien de betrokkenheid van [B], die verdacht werd van strafbare feiten.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing en verzocht om een voorlopige voorziening, maar dit verzoek werd afgewezen. Na een ongegrond verklaard bezwaar heeft eiseres beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 29 september 2021 heeft eiseres betoogd dat er geen sprake meer was van indirecte vermogensverschaffing door [B] en dat de burgemeester ten onrechte de vergunningen had geweigerd. Eiseres stelde dat de koopovereenkomst met betrekking tot café '[cafe 1]' was gesloten met een andere partij en dat de financiële band met [B] was beëindigd.
De rechtbank oordeelde dat de burgemeester op goede gronden had vastgesteld dat eiseres in relatie stond tot strafbare feiten en dat de weigering van de vergunningen gerechtvaardigd was. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de vergunningen niet in strijd was met het evenredigheidsbeginsel en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, wat betekent dat de burgemeester de vergunningen mocht weigeren en intrekken.