ECLI:NL:RBDHA:2021:12654
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Definitieve jaarafrekening buitenlandbijdrage Zorgverzekeringswet en de vaststelling van de buitenlandbijdrage
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een in Italië woonachtige Nederlander, en het Centraal Administratiekantoor (CAK) over de definitieve jaarafrekening van de buitenlandbijdrage ingevolge de Zorgverzekeringswet (Zvw) voor het zorgjaar 2018. Eiser ontving een pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet en was als verdragsgerechtigde aangemerkt, wat hem recht gaf op medische zorg in Italië ten laste van Nederland. De buitenlandbijdrage werd door verweerder vastgesteld op € 1.536,44, waarvan eiser nog € 581,73 moest betalen na eerdere inhoudingen.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van de buitenlandbijdrage, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de berekening van de buitenlandbijdrage correct was uitgevoerd, waarbij verweerder de inkomensgegevens van eiser had gebruikt zoals vastgesteld door de Belastingdienst. Eiser voerde aan dat hij niet op de hoogte was van de mogelijkheid om herziening van de NiNbi-beschikking aan te vragen, maar de rechtbank oordeelde dat dit voor zijn eigen rekening en risico kwam.
De rechtbank concludeerde dat de definitieve jaarafrekening 2018 op juiste wijze was vastgesteld en verklaarde het beroep van eiser ongegrond. Er werden geen proceskosten vergoed, en de uitspraak werd openbaar gemaakt.