ECLI:NL:RBDHA:2021:12623

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 november 2021
Publicatiedatum
18 november 2021
Zaaknummer
NL 21.7909
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van rechtmatig verblijf van een Bulgaarse gemeenschapsonderdaan in Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Bulgaarse nationaliteit, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris, waarin werd vastgesteld dat zij nooit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan in Nederland heeft gehad. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 3 september 2021, waarbij eiseres aanwezig was met haar echtgenoot en gemachtigde, en een tolk in de Bulgaarse taal. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres sinds 11 november 2019 een bijstandsuitkering ontvangt en dat er twijfels zijn gerezen over haar rechtmatig verblijf na ontvangst van informatie over deze uitkering.

De rechtbank heeft overwogen dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor rechtmatig verblijf als economisch actieve gemeenschapsonderdaan, omdat zij nooit in loondienst heeft gewerkt of als zelfstandige heeft gefunctioneerd. Ook is er geen bewijs dat zij een reële kans op werk heeft. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de uitzonderingen in het Vreemdelingenbesluit niet van toepassing zijn, omdat eiseres nooit rechtmatig verblijf heeft gehad. De belangenafweging ten aanzien van de uitzetting naar Bulgarije is in het nadeel van eiseres uitgevallen, aangezien zij een onredelijke last vormt voor de Nederlandse sociale voorzieningen.

Eiseres heeft aangevoerd dat zij wel rechtmatig verblijf heeft en dat verweerder dit niet zomaar kan beëindigen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij aan de voorwaarden voor verblijf voldoet. Het beroep op schending van het recht op gezinsleven en de hoorplicht is door de rechtbank verworpen. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat eiseres geen gelijk heeft gekregen in haar verzoek om rechtmatig verblijf.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.7909
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], eiseres V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. J.M. Walther),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. S.H.F. Pols).

Procesverloop

Met het besluit van 20 november 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder ambtshalve vastgesteld dat eiseres nooit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan heeft gehad.1
Met het besluit van 28 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL21.7910, op 3 september 2021 op zitting behandeld. Eiseres was aanwezig samen met haar echtgenoot en gemachtigde. Ook was een tolk in de Bulgaarse taal aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt van Bulgaarse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1975] .
2. Eiseres heeft vanaf 11 november 2019 een uitkering op grond van de Participatiewet (Pw) (hierna: bijstandsuitkering) ontvangen, naar de norm voor gehuwden. Zij is op [2021] getrouwd met de heer [echtgenoot] , waar zij sinds augustus 2018 mee samenwoont. Hij is al langere tijd in Nederland en heeft de Nederlandse nationaliteit.
3. Verweerder is na ontvangst van informatie over de bijstandsuitkering van eiseres gaan twijfelen aan haar rechtmatig verblijf in Nederland.
1. onder verwijzing naar artikel 8.12, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb)
4. Met het primaire besluit heeft verweerder, onder verwijzing naar het bepaalde in artikel 8.12, eerste lid, van het Vb, ambtshalve vastgesteld dat eiseres nooit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan in Nederland heeft gehad.
Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Inhoud bestreden besluit (in essentie weergegeven)
5. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Volgens verweerder voldoet eiseres niet aan de voorwaarden uit artikel 8.12, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb). Zij heeft volgens hem geen rechtmatig verblijf als economisch actieve gemeenschapsonderdaan. Verweerder stelt dat eiseres nooit in Nederland in loondienst heeft gewerkt en dat niet is gebleken dat zij hier als zelfstandige heeft gewerkt. Ook is volgens hem niet gebleken dat zij werk zoekt en hier een reële kans op maakt. De enkele aanmelding bij arbeidsbemiddelingsbureaus is onvoldoende. Er is niet gebleken van sollicitatiegesprekken of anderszins concrete informatie die er op duidt dat eiseres een reële kans op werk heeft. Daarnaast heeft eiseres volgens verweerder geen rechtmatig verblijf als niet-actieve gemeenschapsonderdaan. Verweerder stelt dat niet gebleken is dat eiseres en/of haar partner voldoende zelfstandige middelen hebben gehad om van te leven, omdat zij moesten terugvallen op een bijstandsuitkering.
6. De uitzonderingen uit artikel 8.12, tweede lid, van het Vb hebben betrekking op situaties waarin het verblijfsrecht niet eindigt. Eiseres heeft echter nooit verblijfsrecht gehad, daarom is deze bepaling niet van toepassing. In lijn hiermee kunnen de medische problemen van eiseres niet leiden tot het niet-eindigen van het verblijfsrecht. Bovendien is geen sprake van tijdelijke arbeidsongeschiktheid, omdat de stukken die eiseres heeft overgelegd dateren van november 2015 en januari 2018.
7. De belangenafweging in het kader van de toelaatbaarheid van uitzetting naar Bulgarije is in het nadeel van eiseres uitgevallen. Zij vormt volgens verweerder een onredelijke last voor de Nederlandse algemene middelen. Tot slot wordt niet toegekomen aan de vraag of sprake is van schending van familie- of gezinsleven in de zin van artikel 7 van het Handvest van de Grondrechten EU2 (het Handvest), omdat eiseres geen rechtmatig verblijf heeft gehad. Indien eiseres vindt dat zij rechtmatig verblijf kan ontlenen aan artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (het EVRM), dan moet zij hiervoor een aparte aanvraag indienen.
Beroepsgronden (in essentie weergegeven)
8. Eiseres stelt dat zij wel rechtmatig verblijf heeft in Nederland en dat verweerder dit niet zomaar kan beëindigen. Het is namelijk onjuist dat zij altijd een beroep heeft gedaan op de openbare kas. In de periode 4 september 2018 tot 11 november 2019 was dit niet het geval, toen had haar echtgenoot inkomen als zelfstandige. In deze periode had eiseres dus rechtmatig verblijf als economisch niet actieve gemeenschapsonderdaan.3 Verweerder heeft dit niet onderkend, hierdoor heeft een verkeerde belangenafweging plaatsgevonden.
2 Verweerder stelt dat dit naar analogie is van de rechten die worden beschermd door artikel 8, eerste lid, van het EVRM.
3 Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres verduidelijkt dat zij een beroep doet op artikel 8.12, eerste lid,
aanhef en onder b en d, van het Vb.
9. Ook is belangrijk dat eiseres zich aantoonbaar serieus inspant om inkomen uit arbeid te krijgen.4 Dit terwijl de gemeente eiseres tot nu toe niet verplicht tot solliciteren. Zij wordt beperkt door lichamelijke klachten en doordat het inburgeringstraject nog niet is afgerond. De covid-19 pandemie maakt het ook uiterst moeilijk werk te vinden. Verder bestaat het risico dat eiseres bij terugkomst in Bulgarije te maken krijgt met huiselijk geweld, door haar vader.
10. Eiseres heeft al geruime tijd gezinsleven met haar echtgenoot, die de Nederlandse nationaliteit heeft en hier sterk is ingeburgerd. Van hem kan niet gevergd worden het gezinsleven in Bulgarije voort te zetten. Om deze reden is er strijd met artikel 7 van het Handvest en artikel 8 van het EVRM.
11. Tot slot heeft verweerder de hoorplicht geschonden. Eiseres heeft in bezwaar een uitgebreide onderbouwing gegeven en nadere stukken overgelegd. Er kan daarom niet geconcludeerd worden dat het bezwaar op voorhand ongegrond was.

Beoordeling door de rechtbank

12. Verweerder heeft in het bestreden besluit ambtshalve beoordeeld of eiseres op grond van het Unierecht rechtmatig in Nederland verblijft. De beoordeling van de rechtbank beperkt zich dan ook tot de vraag of verweerder deze toets op de juiste wijze heeft uitgevoerd en op goede gronden heeft vastgesteld dat eiseres geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft. De situatie ten tijde van het bestreden besluit is hiervoor doorslaggevend.
Rechtmatig verblijf als economisch actieve gemeenschapsonderdaan
13. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres geen zelfstandig inkomen heeft gehad, zij heeft niet in loondienst gewerkt en niet als zelfstandige. De rechtbank volgt verweerder in het standpunt dat niet gebleken is dat zij een reële kans op werk heeft in Nederland. Hierover is geen concrete informatie overgelegd, er zijn bijvoorbeeld geen uitnodigingen voor sollicitatiegesprekken van werkgevers. De enkele inschrijving bij twee arbeidsbureaus is onvoldoende. Verder is het zo dat voor eiseres geen inburgeringseisen gelden, omdat zij Unieburger is. Daarnaast is zij al vóór de covid-19- pandemie naar Nederland gekomen. Het gegeven dat de gemeente geen sollicitatieplicht heeft opgelegd aan eiseres maakt in deze procedure geen verschil, omdat dit buiten het kader van de Vreemdelingenwet valt.
14. De rechtbank overweegt dat verweerder er terecht vanuit is gegaan dat de uitzondering uit artikel 8.12, tweede lid, aanhef en onder a, van het Vb niet van toepassing is. Het gaat er in die bepaling immers over dat het rechtmatig verblijf niet mag eindigen, omdat de vreemdeling niet langer werknemer of zelfstandige is. Eiseres heeft echter geen rechtmatig verblijf gehad op basis van werknemerschap of werkzaamheden als zelfstandige. Daarnaast moet het gaan om tijdelijke arbeidsongeschiktheid. Eiseres heeft haar stelling dat sprake is van arbeidsongeschiktheid onderbouwd met stukken uit 2015 en 2018. Dit is te lang geleden om nog van een tijdelijke situatie uit te kunnen gaan.
4 Eiseres doet hiermee een beroep op artikel 8.12, eerste lid, aanhef en onder a, van het Vb.
Rechtmatig verblijf als economisch niet-actieve gemeenschapsonderdaan
15. De rechtbank overweegt dat voor een geslaagd beroep op artikel 8.12, eerste lid, aanhef en onder b van het Vb van belang is dat eiseres kan aantonen dat zij voor zichzelf en haar familieleden beschikt over voldoende middelen van bestaan en over een verzekering die de ziektekosten in Nederland volledig dekt. Eiseres heeft geen zelfstandig inkomen genoten. Ook is niet gebleken dat zij over eventueel inkomen van haar echtgenoot, destijds nog enkel partner, kon beschikken. Het enkele gegeven dat eiseres in Nederland heeft geleefd is onvoldoende om dit aan te nemen. De echtgenoot van eiseres heeft weliswaar stukken overgelegd, namelijk de aangifte inkomstenbelasting 2016 en 2019, maar hier blijkt enkel uit wat hij zelf heeft opgegeven als inkomen. De echtgenoot van eiseres heeft niet de daadwerkelijke aangiften en/of belastingaanslagen in het geding gebracht, terwijl hij tijdens de zitting heeft verklaard dat deze er al wel zijn (bij de schuldhulpverlener). De rechtbank concludeert dat verweerder er niet ten onrechte vanuit is gegaan dat onderdeel b niet van toepassing is, omdat er geen bewijs is dat eiseres kon beschikken over voldoende middelen van bestaan, noch dat het gestelde inkomen van haar echtgenoot tenminste lag op het geldende normbedrag.
16. De rechtbank overweegt dat het beroep op artikel 8.12, eerste lid, aanhef en onder d, van het Vb ook niet kan slagen. Eiseres moet dan immers een familielid zijn (als bedoeld in artikel 8.7, tweede lid, van het Vb) van een vreemdeling, die voldoet aan artikel 8.12, eerste lid, aanhef, en onder a of b, van het Vb. Gelet op het voorgaande is niet aannemelijk dat de echtgenoot van eiseres beschikte over ‘voldoende middelen van bestaan’. Daarbij is in het bezwaarschrift van 26 november 2020 vermeld dat de echtgenoot van eiseres al sinds mei 2016 de Nederlandse nationaliteit heeft. Ter zitting heeft de echtgenoot van eiseres meegedeeld dat hij sinds 2017 een relatie met eiseres heeft. Eiseres is dus nooit familielid geweest van een vreemdeling als bedoeld in artikel 8.12, eerste lid, aanhef en onder d, van het Vb.
Belangenafweging
17. Gelet op voorgaande concludeert de rechtbank dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij op enig moment aan de voorwaarden heeft voldaan om als Unieburger in Nederland te verblijven. Nu eiseres nooit rechtmatig verblijf heeft gehad, is geen sprake van een verblijfsbeëindiging, maar slechts van het vaststellen van het ontbreken van rechtmatig verblijf. Hierbij bestaat voor verweerder geen ruimte voor het maken van een belangenafweging of een onderzoek door verweerder naar de onredelijke belasting voor het sociale bijstandsstelsel van de lidstaat zoals bedoeld in paragraaf B10/2.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
Beroep op artikel 7 Handvest en artikel 8 EVRM
18. Eiseres doet een beroep op het recht op bescherming van haar gezinsleven op grond van artikel 7 van het Handvest en artikel 8 van het EVRM. Dit beroep kan er echter niet toe leiden dat aan haar verblijf moet worden toegestaan. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State5 volgt namelijk dat de vaststelling van de afwezigheid van rechtmatig verblijf op grond van het Unierecht geen verdere strekking
5 zie bijvoorbeeld de uitspraak van 1 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2440
toekomt en dat voor een beoordeling van het verblijfsrecht op grond van artikel 8 van het EVRM en artikel 7 van het Handvest daarom geen plaats is. Indien eiseres haar aanspraak op verblijf op grond van deze artikelen beoordeeld wenst te zien, dan kan zij een daartoe strekkende aparte aanvraag indienen.
Geen hoorzitting
19. De rechtbank is van oordeel dat het beroep op schending van de hoorplicht niet slaagt. Op grond van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht kan verweerder van het horen afzien indien er, naar objectieve maatstaven bezien, op voorhand in redelijkheid geen twijfel mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit. Weliswaar is verweerder in eerste instantie van onjuiste Suwinetgegevens en andere inkomensgegevens van de echtgenoot van eiseres uitgegaan, maar eiseres heeft in bezwaar geen sluitende bewijsstukken over het inkomen van haar echtgenoot overgelegd, die mogelijk tot een ander oordeel hadden kunnen leiden. De eigen opgaven kunnen niet dienen als bewijs en artikel 8.12 eerste lid, aanhef en onder d, van het Vb is hoe dan ook niet van toepassing, omdat de echtgenoot niet kwalificeert als ‘vreemdeling’. Al het voorgaande in overweging nemende heeft verweerder mogen beslissen dat er geen aanknopingspunten zijn voor een andere uitkomst, waardoor hij heeft mogen afzien van een hoorzitting.
Conclusie
20. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt
21. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
16 november 2021
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, in aanwezigheid van
mr. S. van den Broek, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl

Documentcode: DSR18181644

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.