Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juni 2021 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser,
International Lashing Service B.V., te Rotterdam.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 juni 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De eiser, die na een auto-ongeluk in 2018 arbeidsongeschikt was geraakt, had een WIA-uitkering aangevraagd. Het primaire besluit van 13 januari 2020 kende hem een uitkering toe, maar het bezwaar tegen dit besluit werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 1 mei 2020. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 7 mei 2021, die via Skype plaatsvond, heeft eiser zijn bezwaren tegen het bestreden besluit toegelicht. Hij betoogde dat zijn inkomen zo gedaald was dat hij zijn vaste lasten niet meer kon betalen en dat hij zowel mentaal als fysiek niet in staat was om te werken. De rechtbank overwoog dat de verzekeringsartsen zorgvuldig te werk waren gegaan en dat er geen reden was om aan de juistheid van hun rapporten te twijfelen. De rechtbank concludeerde dat de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid van 35-80% correct was en dat eiser geschikt was voor andere functies.
De rechtbank constateerde echter dat eiser niet was gehoord in bezwaar, wat in strijd was met de Algemene wet bestuursrecht. Desondanks oordeelde de rechtbank dat deze schending geen benadeling voor eiser had opgeleverd, omdat hij zijn standpunten tijdens de zitting had kunnen inbrengen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, maar bepaalde dat het door eiser betaalde griffierecht van € 48,- door verweerder moest worden vergoed.