ECLI:NL:RBDHA:2021:12611
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen loonvordering door het Uwv
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen AVH-Resource Management B.V. en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres, AVH-Resource Management B.V., heeft beroep ingesteld tegen een besluit van het Uwv waarin het bezwaar van eiseres tegen een loonvordering niet-ontvankelijk werd verklaard. De loonvordering was gebaseerd op artikel 66 van de Werkloosheidswet (WW) en was door het Uwv ingediend na een brief van 4 september 2019.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de loonvordering van het Uwv geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit betekent dat er geen bezwaar tegen gemaakt kon worden. Eiseres had aangevoerd dat het Uwv ten onrechte had geconcludeerd dat zij geen belanghebbende was en dat het bezwaar niet gericht was tegen een besluit. De rechtbank oordeelde dat de loonvordering een civiele vordering betreft en dat het Uwv hiermee een privaatrechtelijke handeling verrichtte, wat buiten het bereik van de Awb valt.
De rechtbank heeft ook het beroep op het vertrouwensbeginsel van eiseres verworpen. Ondanks dat het Uwv had aangegeven dat eiseres bezwaar kon maken, veranderde dit niets aan de juridische kwalificatie van de loonvordering. De rechtbank concludeerde dat het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk was verklaard en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en de uitspraak werd openbaar uitgesproken.