Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 april 2016 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van de Werkloosheidswet (WW). Verzoeker, die sinds 1 juli 2014 een WW-uitkering ontving, had het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) verzocht om toestemming om met behoud van zijn uitkering drie keer per jaar twee weken in Finland te verblijven om voor zijn dochter te zorgen. Het Uwv had in een brief van 2 juli 2015 medegedeeld dat verzoeker recht had op maximaal 20 dagen vakantie in het buitenland, maar dat hij geen recht had op WW-uitkering als hij langer weg was. Verzoeker stelde dat deze brief wel degelijk op rechtsgevolg was gericht en dat het Uwv in strijd met het vertrouwensbeginsel handelde door zijn aanvraag af te wijzen.
De voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland had het beroep van verzoeker ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de brief van 2 juli 2015 geen besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat deze niet op rechtsgevolg was gericht. In hoger beroep herhaalde verzoeker zijn standpunt, maar de Centrale Raad van Beroep onderschreef het oordeel van de rechtbank. De voorzieningenrechter concludeerde dat de brief van 2 juli 2015 slechts informatief was en geen rechtsgevolg met zich meebracht. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er werd geen proceskostenvergoeding toegekend.