ECLI:NL:RBDHA:2021:12522

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 november 2021
Publicatiedatum
16 november 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 6132
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Draagkrachtmeting studieschuld en de beoordeling van ingediende stukken door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 12 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, woonachtig in België, en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van de verweerder, waarbij haar aanvraag voor een draagkrachtmeting voor de vaststelling van het maandbedrag voor de aflossing van haar studieschuld voor het jaar 2020 buiten beschouwing was gelaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres eind oktober 2019 de vereiste stukken heeft ingediend, maar dat verweerder deze niet in zijn beoordeling heeft betrokken. De rechtbank oordeelt dat het maandbedrag voor de periode van januari tot en met juni 2020 op € 0 moet worden vastgesteld, aangezien eiseres geen inkomen heeft.

Het procesverloop begon met een beslissing van verweerder op 12 augustus 2020, waarin het bezwaar van eiseres ongegrond werd verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarna een zitting heeft plaatsgevonden via Skype op 14 oktober 2021. De rechtbank heeft de ingediende stukken en de verklaringen van eiseres en haar gemachtigde in overweging genomen. Eiseres heeft aangetoond dat zij tijdig de benodigde informatie heeft aangeleverd, maar dat verweerder deze niet heeft meegenomen in zijn besluitvorming.

De rechtbank heeft de beslissing op bezwaar van verweerder vernietigd en het maandbedrag voor de genoemde periode verlaagd naar € 0. Tevens is het besluit van 13 november 2019 vernietigd, en is de Minister opgedragen het betaalde griffierecht aan eiseres te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 20/6132

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 november 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde P.W. Saris)
en

de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft tegen het hierna onder 6 te noemen besluit bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft bij beslissing van 12 augustus 2020 het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft door middel van een Skype-zitting plaatsgevonden op
14 oktober 2021. Eiseres en haar gemachtigde hebben deelgenomen. Namens verweerder heeft mr. [A] deelgenomen.

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres heeft geen inkomen en woont in België. Zij heeft een openstaande studieschuld bij verweerder waarop zij maandelijks dient af te lossen. In 2018 heeft zij een aanvraag gedaan voor een draagkrachtmeting ten behoeve van de vaststelling van het maandbedrag voor de aflossing.
2. Verweerder heeft daarom voor de vaststelling van het maandbedrag van 2020 bij brief van 16 augustus 2019 om informatie over haar inkomen uit het peiljaar (2018) gevraagd. Verweerder verstuurt jaarlijks een dergelijk informatieverzoek nadat eenmaal een draagkrachtmeting is aangevraagd.
3. Omdat verweerder geen informatie over het inkomen uit het peiljaar heeft ontvangen, is de aanvraag van eiseres voor een draagkrachtmeting bij besluit van 14 oktober 2019 voor het jaar 2020 buiten beschouwing gelaten.
4. Op 15 oktober 2019 heeft verweerder een brief aan eiseres verstuurd waarin onder meer staat dat ze nog informatie over haar inkomen kan aanleveren voor de vaststelling van het maandbedrag van 2020, maar dat dat wel moet gebeuren vóór 1 januari 2020 als ze wenst dat daarmee rekening wordt gehouden per januari 2020.
5. Eiseres stelt dat zij die informatie eind oktober 2019 heeft verstuurd. Zij heeft met dagtekening 16 oktober 2019 verklaard dat haar echtgenoot in haar huisvesting en levensonderhoud voorziet. Daarnaast heeft de Belgische belastingdienst met dagtekening
30 oktober 2019 een inkomensverklaring afgegeven.
6. Omdat verweerder geen informatie heeft ontvangen, is bij besluit van 13 november 2019 het maandbedrag voor 2020 ambtshalve vastgesteld op € 51,19.
7. In de periode januari tot en met juni 2020 is via automatische incasso geprobeerd het maandbedrag van de rekening van eiseres af te schrijven, maar dat is niet gelukt.
8. Op 5 juni 2020 dient eiseres een verzoek in tot verlaging van het maandbedrag. De verlaging wordt toegekend bij besluit van 22 juni 2020 en het maandbedrag is verlaagd naar € 0 vanaf juli 2020 tot en met december 2020. Daarbij is rekening gehouden met een inkomen van eiseres van nihil.
9. Eiseres tekent op 15 juli 2020 bezwaar aan tegen het besluit van 13 november 2019.
Geschil10. In geschil is de ingangsdatum van de verlaging van het maandbedrag naar € 0 in het jaar 2020.
11. Eiseres stelt dat de verlaging naar € 0 dient te gelden voor het gehele kalenderjaar 2020, omdat zij haar inkomensgegevens al eind oktober 2019 per post heeft toegestuurd. Zij heeft hier geen reactie op ontvangen.
12. Verweerder stelt dat een besluit tot verlaging van het maandbedrag op grond van artikel 10a.7, eerste lid, van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) slechts een toekomstige werking heeft en dat de aanvraag voor het eerst op 5 juni 2020 is gedaan zodat het besluit niet eerder in werking kon treden dan per juli 2020.

Beoordeling van het geschil

13. In de Wet studiefinanciering 2000 (hierna: Wsf 2000) is een draagkrachtmeting opgenomen voor die gevallen waarin de ex-studerende niet in staat is zijn schuld af te lossen. Deze regeling heeft mede tot doel, in die gevallen dat de aflossing een te grote last is, het ontstaan van schulden te voorkomen. Op grond van artikel 10a.7, eerste lid, van de Wsf 2000 kan de debiteur, indien hij niet in staat is de vastgestelde termijn te voldoen, gedurende de aflosfase bij verweerder een aanvraag indienen om zijn draagkracht vast te stellen voor de resterende aflosfase.
14. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 13 november 2019 (de ambtshalve vaststelling van het maandbedrag voor 2020 op € 51,19) kennelijk opgevat als enkel gericht tegen het besluit van 22 juni 2020 (de verlaging van het maandbedrag naar € 0) en de besluiten in stand gelaten. De rechtbank zal de beslissing op bezwaar opvatten als mede te zijn gericht tegen het besluit van 13 november 2019. Gelet op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 9 juli 2021 (ECLI:NL:CRVB:2021:1500) beoordeelt de rechtbank de ontvankelijkheid van een bezwaar niet ambtshalve.
15. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres aannemelijk gemaakt dat zij eind oktober 2019 de vereiste stukken heeft ingediend; zij beschikte immers over de Belgische inkomensverklaring van 30 oktober 2019 en heeft ter zitting overtuigend verklaard dat zij die heeft toegestuurd aan verweerder. Naar het oordeel van de rechtbank had verweerder de - later opnieuw ingediende - stukken van eiseres in zijn beoordeling moeten betrekken. Daarbij is niet in geschil dat de draagkrachtmeting uitkomt op een maandbedrag van € 0 omdat eiseres geen inkomen heeft. De rechtbank zal daarom zelf in de zaak voorzien en het maandbedrag op € 0 stellen vanaf 1 januari 2020 tot en met juni 2020.
16. Gelet op wat hiervoor is overwogen zal het beroep gegrond worden verklaard en zal het maandbedrag vanaf januari 2020 worden verlaagd naar € 0.
Proceskosten17. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De kosten van (stroom voor) Skype komen op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht niet voor vergoeding in aanmerking en overigens zijn er geen voor vergoeding in aanmerking komende kosten gesteld of gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de beslissing op bezwaar;
  • laat het besluit van 22 juni 2020 in stand;
  • vernietigt het besluit van 13 november 2019;
  • verlaagt het maandbedrag voor de periode januari tot en met juni 2020 naar € 0;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. Postema, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.B.K. Stroosnier, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
12 november 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.