In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 12 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, woonachtig in België, en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van de verweerder, waarbij haar aanvraag voor een draagkrachtmeting voor de vaststelling van het maandbedrag voor de aflossing van haar studieschuld voor het jaar 2020 buiten beschouwing was gelaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres eind oktober 2019 de vereiste stukken heeft ingediend, maar dat verweerder deze niet in zijn beoordeling heeft betrokken. De rechtbank oordeelt dat het maandbedrag voor de periode van januari tot en met juni 2020 op € 0 moet worden vastgesteld, aangezien eiseres geen inkomen heeft.
Het procesverloop begon met een beslissing van verweerder op 12 augustus 2020, waarin het bezwaar van eiseres ongegrond werd verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarna een zitting heeft plaatsgevonden via Skype op 14 oktober 2021. De rechtbank heeft de ingediende stukken en de verklaringen van eiseres en haar gemachtigde in overweging genomen. Eiseres heeft aangetoond dat zij tijdig de benodigde informatie heeft aangeleverd, maar dat verweerder deze niet heeft meegenomen in zijn besluitvorming.
De rechtbank heeft de beslissing op bezwaar van verweerder vernietigd en het maandbedrag voor de genoemde periode verlaagd naar € 0. Tevens is het besluit van 13 november 2019 vernietigd, en is de Minister opgedragen het betaalde griffierecht aan eiseres te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.