Overwegingen
1. Eiser stelt van burger van Democratische Republiek Congo te zijn en te zijn geboren op [geboortedag] 1986.
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. De rechtbank heeft deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Gelet op bovengenoemde uitspraak van 27 september 2021 staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek op 20 september 2021 tot aan de opheffing op 5 november 2021 de voortduring van de maatregel van bewaring rechtmatig is geweest.
3. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is vanaf 28 september 2021 dan wel vanaf 15 oktober 2021. Eiser stelt tijdens de poging tot uitzetting op 28 september 2021 te zijn mishandeld door de Koninklijke marechaussee (Kmar). Zijn mond is via een kin-klem dichtgeklemd, zijn armen en benen zijn verwrongen en er is een doek over zijn hoofd getrokken om te proberen hem te doen stikken. Eiser wijst daarbij op de voortgangsrapportage waaruit volgt dat het dwangmiddel dat de Kmar wilde gebruiken niet werd toegestaan door de luchtvaartmaatschappij en dat de Kmar werd verzocht om met eiser het vliegtuig te verlaten. Eiser stelt daarnaast ook tijdens de poging tot uitzetting op 15 oktober 2021 door de Kmar te zijn mishandeld, waarna de Kmar is bevolen om met eiser het vliegtuig te verlaten. Er is een hoofdklem toegepast, waarbij zijn kaak in een andere richting is gewrongen, er is een vinger in zijn oog gestoken en er is op zijn knie gestampt. Ter ondersteuning van zijn standpunt wijst eiser op zijn medisch dossier. Eiser heeft zich tot slot op het standpunt gesteld dat hij in het detentiecentrum is mishandeld. Dit gebeurde volgens eiser tijdens een gewelddadige en illegale anale visitatie. Eiser wijst ter ondersteuning van zijn standpunt op de uitspraak van 27 oktober 2021 van de beklagcommissie naar aanleiding van zijn klachten. Eiser heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat geen sprake is van zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn. De voorgenomen vlucht op 15 november 2021 is verplaatst naar december 2021. Verweerder heeft een nieuwe vluchtaanvraag gedaan maar onduidelijk is of deze ook gebruikt zal kunnen worden.
4. Verweerder heeft, zoals verzocht door de rechtbank, voorafgaand aan de zitting schriftelijk gereageerd op de gronden van beroep. Verweerder stelt zich primair en onder verwijzing naar jurisprudentie van de Afdeling op het standpunt dat de wijze waarop en de omstandigheden waaronder de feitelijke (poging tot) uitzetting plaatsvindt niet bij de beoordeling van de rechtmatigheid van de detentie betrokken dient te worden. Verweerder stelt zich, ook onder verwijzing naar jurisprudentie van de Afdeling, op het standpunt dat de aanleiding om in het detentiecentrum over te gaan tot een visitatie en de wijze waarop dit is geschied niet ter beoordeling van de bewaringsrechter staat. Verweerder stelt zich voorts op het standpunt onder verwijzing naar de overgelegde stukken dat niet is gebleken dat de Kmar dwangmiddelen heeft gebruikt terwijl dit niet gerechtvaardigd was en dat evenmin is gebleken dat bevoegdheden zijn overschreden door de wijze waarop deze zijn uitgeoefend. Voor zover de rechtbank een belangenafweging zou maken dient deze in het voordeel van verweerder uit te vallen. Verweerder stelt zich tot slot op het standpunt dat hij steeds voortvarend heeft gehandeld. Verweerder heeft meerdere uitzettingspogingen gedaan welke niet geslaagd zijn vanwege het verzet van eiser. Verweerder verwijst voorts naar de M120 waaruit blijkt welke uitzettingshandelingen zijn verricht. Gelet op de voor 5 november 2021 geplande uitzetting is er concreet zicht op uitzetting.
5. De rechtbank overweegt allereerst dat indien de rechtbank vaststelt dat sprake is geweest van het aanwenden door de Kmar van dwangmiddelen waartoe geen bevoegdheid bestaat of indien de rechtbank vaststelt dat de Kmar bij de uitoefening van dwangmiddelen waartoe een bevoegdheid bestond disproportioneel geweld zou hebben gebruikt, dit de rechtmatigheid van de detentie op grond van een bewaringsmaatregel kan regarderen indien eiser hierdoor in een situatie die in strijd met artikel 4 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie, dan wel in strijd is met artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is terecht gekomen. Ook kan in beginsel sprake zijn van een zodanige schending van de lichamelijke integriteit dat moet worden beoordeeld of sprake is van een onrechtmatige inbreuk op het privéleven in de zin van artikel 7 Hv / 8 EVRM. Ook kan in beginsel sprake zijn van een zodanige schending van de lichamelijke integriteit dat moet worden beoordeeld of sprake is van een onrechtmatige inbreuk op het privéleven in de zin van artikel 7 Hv / 8 EVRM. De rechtbank zal de beroepsgronden dat bij de pogingen tot uitzetting sprake is geweest van mishandeling dan ook toetsen en betrekken bij de beoordeling of de voortzetting van de maatregel op enig moment onrechtmatig is geweest. Indien eiser, terwijl hij zich door de vrijheidsontneming in de macht van de Nederlandse autoriteiten bevindt, door de Nederlandse autoriteiten op een zodanige manier wordt behandeld dat sprake is van een situatie die strijdig is met artikel 4 van het Hv, dan wel in strijd is met artikel 3 EVRM, dient dit naar het oordeel van de rechtbank te worden beoordeeld indien om opheffing van de maatregel en om invrijheidstelling wordt verzocht. De rechtbank overweegt dat dit ook geldt voor zover eiser gemotiveerd heeft gesteld dat hij in het detentiecentrum tijdens de uitvoering van de maatregel van bewaring een schending van artikel 4 Hv/3 EVRM heeft ondergaan. De rechtbank verwijst hierbij naar de uitspraak van de rechtbank, deze zittingsplaats van 28 september 2021 (ECLI:NL:RBDHA:2021:10658). In die uitspraak heeft de rechtbank onder meer het navolgende overwogen: (…)
De bewaringsrechter dient dan ook toegang tot de rechter te bieden door gestelde schendingen van grondrechten tijdens detentie op vreemdelingrechtelijke grondslag te onderzoeken en te beoordelen.
Artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie garandeert het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en vereist daarmee een effectief rechtsmiddel. Indien een vreemdeling de rechter verzoekt om hem in vrijheid te stellen omdat het detentieregime en/of de feitelijke tenuitvoerlegging van de detentie een schending van zijn grondrechten oplevert, dient de bewaringsrechter dan ook om dat daadwerkelijke effectieve rechtsmiddel te bieden, gelet op artikel 47 van het Handvest, gelezen in samenhang met artikel 4 van het Handvest en artikel 6 van het Handvest, grondig te onderzoeken of de inbreuk op het recht op vrijheid rechtmatig is. Indien de rechter constateert dat het regime en/of de wijze van tenuitvoerlegging de detentie onrechtmatig maakt dient de rechter over te gaan tot onmiddellijke opheffing van de maatregel van detentie tot onmiddellijke invrijheidstelling van de vreemdeling.
(…)
De rechtbank zal een gemotiveerde en deugdelijk onderbouwde beroepsgrond die ziet op het detentieregime en/of de wijze van tenuitvoerlegging hiervan, indien de beroepsgrond is te kwalificeren als “arguable claim”, dan ook inhoudelijk beoordelen. Indien de gestelde feiten de drempel van artikel 4 van het Handvest, gelezen in samenhang met artikel 6 van het Handvest halen, zal de rechtbank overgaan tot opheffing van de maatregel en invrijheidstelling van de vreemdeling.
(…)
6. Bovenstaande uitspraak had betrekking op de plaatsing in afzondering en onder cameratoezicht van de gedetineerde vreemdeling. De rechtbank acht dat het in die uitspraak uiteengezette toetsingskader en de motivering hiervoor van overeenkomstige toepassing op de wijze waarop de feitelijke (poging tot) uitzetting plaatsvindt.
Eiser heeft zijn standpunt dat sprake is geweest van zodanige mishandelingen door de Kmar en het detentiecentrum onderbouwd door te verwijzen naar de M120, door medische informatie en foto’s te overleggen waaruit letsels blijken en door de uitspraak van de beklagcommissie van de Commissie van Toezicht over te leggen waarin onder meer de klacht over de betreffende visitatie gegrond is verklaard. Ter zitting heeft gemachtigde van eiser geprinte foto’s van en geprinte informatie over een zogenaamde “bodycuff” overgelegd. Deze foto’s en informatie zijn niet aan het digitale dossier toegevoegd. Verweerder en de rechtbank hebben wel kennis kunnen nemen van deze foto’s en informatie.
7. De rechtbank overweegt ten aanzien van de gestelde onrechtmatig uitgevoerde visitatie in het DTC als volgt.
8. Eiser heeft bij de beklagcommissie uit de commissie van toezicht bij het DTC Rotterdam drie klachtschriften ingediend over een disciplinaire straf op grond waarvan eiser in afzondering is geplaatst, een ondergane visitatie terwijl het DTC sinds 2015 beschikt over een bodyscan als alternatief voor een visitatie en over het niet ontvangen van schone kleding. De Directeur van het DTC heeft erkend dat er geen schriftelijk verslag ten grondslag heeft gelegen aan de disciplinaire straf, zodat reeds gelet op het bepaalde in artikel 50 van de Penitentiaire beginselenwet hierom de straf niet had mogen worden opgelegd. De Directeur heeft in aanvulling hierop aangeven dat reeds hierom de visitatie niet had mogen plaatsvinden. De Directeur heeft aan eiser financiële compensatie aangeboden voor alle drie de klaagschriften ook al is de klacht met betrekking tot de verstrekking van kleding niet te verifiëren. De beklagcommissie heeft alle klachten gegrond verklaard omdat er geen schriftelijk verslag is opgemaakt als bedoeld in artikel 50 van de Penitentiaire Beginselenwet en er dus geen disciplinaire straf had mogen worden opgelegd en de visitatie dus ook niet geoorloofd was. De beklagcommissie heeft geen inhoudelijk oordeel gegeven over de wijze waarop de visitatie heeft plaatsgevonden en of een bodyscan ter beschikking stond om een fysieke visitatie overbodig te maken. De beklagcommissie heeft in de uitspraak niet uitdrukkelijk weergegeven op welke dag de visitatie heeft plaatsgevonden, maar de rechtbank gaat er van uit dat dit is geweest direct voorafgaand aan de plaatsing in afzondering en dus op 7 september 2021 in de avond. De rechtbank kan op grond van de uitspraak van de beklagcommissie vaststellen dat eiser het klaagschrift over de visitatie heeft ingediend op 14 september 2021.
9. Zoals hierboven al is overwogen staat in onderhavige zaak alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van het onderzoek in de vorige beroepszaak met betrekking tot onderhavige maatregel van bewaring op 20 september 2021 de maatregel van bewaring rechtmatig is. De rechtbank stelt vast dat de beklagcommissie weliswaar op 27 oktober 2021 uitspraak heeft gedaan over het door eiser ingediende klaagschrift, maar dat de visitatie waar de beroepsgrond op ziet heeft plaatsgevonden in de periode voorafgaand aan de periode die bij de rechtbank ter beoordeling voorligt. Ter zitting heeft gemachtigde van eiser, nadat de rechtbank dit heeft besproken, aangegeven dat eiser vaker is gevisiteerd en dat dit telkens onrechtmatig is geweest. De rechtbank volgt dit niet. Eiser heeft zijn in zijn beroepsgronden over de tenuitvoerlegging van de maatregel en behandeling in het DTC aangegeven dat er een visitatie heeft plaatsgevonden die onrechtmatig was en heeft die beroepsgrond onderbouwd met de uitspraak van de beklagcommissie waaruit blijkt dat de klacht over de visitatie gegrond is verklaard en daardoor de bewaring ook vanaf die visitatie onrechtmatig moet worden geacht. Er is niet eerder aangegeven dat er meerdere visitaties hebben plaatsgevonden en overigens is deze stelling op geen enkele wijze nader onderbouwd. De rechtbank kan niet vaststellen dat er in de te toetsen periode visitaties hebben plaatsgevonden zodat de rechtbank niet toekomt aan beoordeling van de vraag of deze onrechtmatig moeten worden geacht. Dat er sprake is geweest van een onrechtmatige visitatie vanwege het ontbreken van een schriftelijk verslag aan de directeur van het DTC zodat niet beslist had kunnen worden tot het opleggen van een straf en de klacht over deze ondergane visitatie daarom gegrond is verklaard, kan dus niet leiden tot de conclusie dat de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring onrechtmatig is geworden door en vanaf het moment van deze visitatie .Deze beroepsgrond slaagt dus niet.
10. De rechtbank overweegt ten aanzien van de pogingen tot feitelijke uitzetting op 28 september 2021 en op 15 oktober 2021 als volgt.
11. In de M120, die is getekend op 26 oktober 2021, is onder meer het navolgende opgenomen:
(…)
(…) 23/9/21 Zojuist heb ik na overleg met de psycholoog, betrokkene op de OBS aangezegd. Hij gaf aan dat hij de uitzetting bullshit vindt en samen met zijn advocaat via de procedurele weg zal proberen de uitzetting tegen te houden. Daarnaast zei hij dat de autoriteiten van Congo het recht niet hebben om een reisdocument voor hem af te geven.
De vluchtgegevens en informatiefolder klachtenprocedure heb ik aan de detentietoezichthouder afgegeven.
(…) 28/9/21 Zojuist gebeld door Boekingen. Uitzetting van betrokkene is niet gelukt. Het officiële bericht moet nog komen maar van boekingen begreep ik dat het dwangmiddel wat Kmar wilde gebruiken niet werd toegestaan door Brussels Airlines. Hierop werd de Kmar verzocht het vliegtuig met betrokkene te verlaten.
(…) 15/10/21 Bericht van Boekingen. Betrokkene heeft verzet gepleegd, tevens gingen medepassagiers zich ermee bemoeien. Hierdoor moest betrokkene van het vliegtuig en is de uitzetting geannuleerd.
(…)
12. In de M120 is tevens vermeld dat aan eiser, van wie naast de in deze procedure vermelde persoonsgegevens acht aliassen zijn geregistreerd, tussen 10 oktober 2006 en de huidige inbewaringstelling negen maal eerder een maatregel van bewaring is opgelegd en hij op 2 augustus 2013 ongewenst is verklaard. Uit de maatregel van bewaring blijkt dat eiser op 5 juni 2001 Nederland is ingereisd en voorafgaand aan oplegging van de huidige maatregel, terwijl hij onder invloed verkeerde van alcoholhoudende drank, is aangehouden voor onder meer verstoring van de openbare orde.
13. In het vertrekgesprek dat op 30 september 2021 met eiser is gevoerd is onder meer het navolgende vermeld:
(…)
Betrokkene reageerde bij het zien van Regievoerder met verheven stem en zei dat hij never nooit terug zal keren naar Congo. Betrokkene zegt dat hij in Nederland heeft gewerkt en een Nederlands sofinummer heeft. Betrokkene zegt dat Regievoerder hem wil vermoorden door hem te laten terugkeren naar Congo. Betrokkene wil ik uit leggen dat DT&V de opties voor een nieuwe vluchtaanvraag onderzoekt, betrokkene reageert vervolgens boos en met
verheven stem wederom nooit terug te zullen keren. (…)
Regievoerder besluit vervolgens besprek te beëindigen aangezien betrokkene op
zeer emotionele en verheven toon praat waardoor er geen vervolggesprek
mogelijk is.
(…)
14. Eiser heeft in de gronden van beroep medische informatie d.d. 18 oktober 2021 verstrekt door de arts van het DTC overgelegd. Tevens heeft eisers foto’s waarop zijn gelaat en zijn knie waarneembaar zijn overgelegd.
In de betreffende medische informatie, gedateerd op 18 oktober 2021, is onder meer het navolgende vermeld:
16-10-2021
S Ah-vpk: SA heeft hr op zijn kamer gesproken over zijn mislukte uitzetting naar Congo.
O Rustig gesprek.
E OBS plaatsing wegens belemmeren uitzetting.
(…)
O Medicatie ingenomen inclusief pijnstilling.
(…)
15-10-2021
P MED: Apotheek Hofland 15-10-2021 PARACETAMOL TABLET 500MG 3D1T (Rondeschema) 24 stuk (…)
S MN-vpk: Hr is retour van zijn uitzetting. Is naar eigen zeggen ruw behandeld door de KMAR in het vliegtuig. Hr zijn hoofd is in een soort klemhouding gehouden en er zijn vingers in zijn ogen gestoken om hem rustig te houden. Hr ervaart veel pijn. Hr heeft pijn in zijn kaken, ogen, benen, rug en kiezen. Hr kreeg zijn medicatie van 8:00 nog.
Hr wil graag foto’s van zijn letsel, krijgt hier geen toestemming voor, aldus DD afd. hoofd.
O Kaakgewrichten -> zwelling -
Li - oog -> Krijgt hr nauwelijks geopend.
Kaaklijnen zijn pijnlijk net als hr zijn kiezen
Li wang is gezwollen
Hr loopt moeilijk en oogt pijnlijk
(…)
30-9-2021
S PMO: niet uitgezet, is gaan gillen en schreeuwen in vliegtuig, had ook glas bij zich en een
geprepareerde paperclip. Moet op OBS blijven.
S DCR: MK-vpk: OBS plaatsing ivm voorzorg uitzetting
P Svdw-vpk: SA is op de hoogte gebracht van OBS plaatsing.
28-9-2021 S Jfa amz: Geplande vluchtdatum
(…)
15. De rechtbank stelt vast dat deze medische verslaglegging volgens de zogenaamde S.O.E.P- rapportage is geschied (rechtbank:
subjectief, objectief, evaluatie, plan). Dit betekent dat de rechtbank kan vaststellen wat de arts in het detentiecentrum heeft geconstateerd en welke informatie derhalve als zodanig als objectieve informatie kan worden gekwalificeerd. De arts heeft na de poging tot feitelijke uitzetting op 28 september 2021 blijkens deze rapportage geen letsels waargenomen. De eerste observatie die is geregistreerd na de poging tot uitzetting heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2021. Op deze datum is onder de “O” vermeld: “
rustig en vriendelijk in aangeboden contact. Maakt een heldere adequate indruk, oogt niet ziek”. De arts heeft na de poging tot feitelijke uitzetting op 15 oktober 2021 blijkens deze rapportage wel letsels waargenomen. De arts heeft een zwelling in de kaakgewrichten waargenomen, geconstateerd dat eiser zijn linker oog nauwelijks geopend krijgt, de kaaklijnen en kiezen van eiser pijnlijk zijn, zijn linkerwang is gezwollen en de arts heeft waargenomen dat eiser moeilijk loopt en het lopen pijnlijk oogt. De dag na deze poging tot uitzetting heeft eiser pijnstillende medicatie ingenomen.
16. De rechtbank heeft, gelet op de M120 en de gronden van beroep, waarbij deze medische informatie en de foto’s van eisers gelaat en knie zijn overgelegd, de meldingen al dan niet vergezeld van een op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal bij verweerder opgevraagd om de feitelijke toedracht van beide pogingen tot uitzetting nader te kunnen vaststellen en vervolgens te kunnen beoordelen.
17. Verweerder heeft de navolgende stukken met -onder meer- de navolgende informatie overgelegd:
Mutatie met betrekking tot 28 september 2021
(…)
Betreft een depavlucht met 1 depa van Amsterdam naar Kinshasa op dinsdag 28 september 2021.
(…)
Be werd veel te vroeg door EBV aangeleverd op de luchthaven van Brussel, te 06:00 uur (had 08:30 uur moeten zijn) en oogde niet ontspannen en ook niet rustig. Be was verbaal agressief en wilde absoluut niet meewerken aan zijn terugkeer.
(…)
Vervolgens in de ophoudruimte een gesprek gevoerd met Be en uitgelegd wat de bedoeling was. Be gaf aan niet mee te zullen werken. Hierop hebben wij de bodycuff inclusief de beenband bij be omgedaan. Betrokkene werkte hier aan mee.
(…)
Vervolgens is Be niet rustig aan boord gegaan. Betrokkene begon tijdens het boarden tegen druk te geven. Wij hebben be in zijn stoel gezet door lichtelijk geduw en getrek. Hierop reageerde be met geschreeuw. In overleg met de gezagvoerder hebben wij be neergelegd (ligprocedure). Be staakte zijn geschreeuw niet, ook niet na het toepassen van de kaakfixatie. Van de crew moest betrokkene bij het opstijgen zitten. Wij hebben betrokkene laten zitten. Betrokkene begon te schreeuwen en probeerde op te staan. Ook werd er door verschillende passagiers gefilmd met de mobiel. Op last van de crew hebben wij het vliegtuig moeten verlaten. Het toestel stond nog aan de gate.
(…)
Mutatie met betrekking tot 15 oktober 2021
(…)
"Op vrijdag 15 oktober 2021 stonden wij gepland om MUNONGO vanuit Brussel te begeleiden Kinshasa”.
(…)
Hierna arriveerde de beveiliging van Brussel Airlines, zij waren meewerkend en hadden de achterste 3 rijen voor ons geblokkeerd. Ook zij gaven aan dat dit een lastige vlucht is en dat ze niet teveel problemen willen creëren aan boord van het vliegtuig. Wij hadden tijdens onze briefing begrepen dat onze ligprocedure niet mag, dit gaven zij ook nogmaals aan.
Verder was de bodycuff geen probleem.
(…)
Hierna is Be geëtaleerd en hebben wij de Bodycuff aangelegd inclusief beenband ( enkel ). Tyraps hebben wij niet aangelegd, het zou eventueel wel mogen, maar Brussel Airlines wil het eigenlijk niet, dus besloten het dan maar niet te doen.
Vervolgens zijn wij rustig in het voertuig gestapt en naar het vliegtuig gereden.
Be was wel verbaal aanwezig maar hield zich fysiek rustig.
(…)
Vervolgens zijn wij met de Be aan boord gegaan.
Dit ging nog rustig en de Be is zelf aan boord gelopen met enige lichte fysieke weerstand.
Toen hij eenmaal zat wilde hij gaan opstaan en begon hij te schreeuwen. Omdat hij niet wilde blijven zitten is er een controletechniek op de benen in combinatie met onze kaakfixatie aangebracht, hierna bleef hij even rustig zitten en is de kaakfixatie los gelaten, dit heeft ca. 1 minuut geduurd. Be bleef rond kijken door het vliegtuig en kwam onrustig over. Vervolgens wilde hij weer gaan staan en begon hij te schreeuwen.
Omdat Be geen gehoor gaf om in zijn stoel te blijven zitten is wederom een controletechniek op de benen toegepast, zo ook wederom de kaakfixatie met het oogpunt op veiligheid voor ons, Be, de crew en passagiers. Vervolgens begonnen er zich passagiers mee te bemoeien. (…) Tussendoor kwam er nog een stewardess kijken omdat zij had gehoord van een passagier dat Be aan het bloeden was, heel even de kaakfixatie los gelaten en het mondkapje verwijderd, en er was geen bloed te zien. Vervolgens weer de kaakfixatie toegepast daar Be. nog zeer in de weerstand zat. Na enige tijd gaf de stewardess aan dat wij van boord moesten gaan omdat dit een onwenselijke situatie was. Op dat moment hebben we dit Be medegedeeld en zijn de controletechnieken gestopt, waaronder ook de kaakfixatie ( ca. 15 minuten ). Hierna zijn wij op rustige wijze weer van boord gegaan.
Bij Be is vervolgens de Bodycuff op kantoor verwijderd en overgezet in de boeien van EBV. Vervolgens is hij rustig ingestapt bij EBV en zijn ze weggereden."
(…)
Meldingsformulier geweldsaanwending bij uitzettingen - 28 september 2021
(…)
(X) Aanwenden geweld + hulpmiddelen gebruikt. (vul onderdeel A B en C in) .
Er is door de escorts gebruik gemaakt van hulpmiddelen en er is voor en/of tijdens de vlucht geweld aangewend.
(…)
Feiten en omstandigheden voor het aanwenden van geweld/ Feiten en omstandigheden die hebben geleidt tot de inzet van het hulpmiddel:
Toelichting: Omdat be niet mee wilde werken aan zijn vertrek hebben wij de bodycuff inclusief beenband aangebracht. Be gaf duidelijk aan niet te willen vliegen naar Kinshasa. Deze uitingen deed be al schreeuwend en nam een dreigende houding aan en balde zijn beide vuisten. Tijdens het boarden verzette be zich en begon te schreeuwen. be begon zich met zijn benen naar achteren te duwen. Escort I en escort 2 hebben be begeleid naar zijn stoel. Omdat be begon te schreeuwen hebben wij de beenband van de bodycuff aangetrokken en be neergelegd. Be lag op zijn rechterzijde op 3 vliegtuigstoelen. Escort I had be zijn hoofd op zijn schoot, waarbij de luchtwegen vrij gehouden werden. Om het geschreeuw te stoppen heeft escort I de kaakfixatie uitgevoerd. Hierbij heeft verbalisant een hand op het voorhoofd van be gelegd en de andere hand onder de kin van be. Op deze
wijze heeft escort I geringe druk gegeven op de kin van betrokkene om het geschreeuw van be te stoppen. Escort 2 had de benen van be op zijn schoot. met beide handen hield escort 2 de benen van be onder controle.
(…)
15. Reden inzet hulpmiddel is :
a. Om gevaar voor de veiligheid of het leven van de:
2. Ambtenaar (X)
3. Derde(n) (X)
b. Gevaar voor ernstige verstoring van de openbare orde ( )
c. Gevaar voor ontvluchting ( )
(…)
Meldingsformulier geweldsaanwending bij uitzettingen – 15 oktober 2021
(…)
(X) Aanwenden geweld + hulpmiddelen gebruikt. (vul onderdeel A B en C in).
Er is door de escorts gebruik gemaakt van hulpmiddelen en er is voor en/of tijdens de vlucht geweld aangewend.
(…)
9. Feiten en omstandigheden voor het aanwenden van geweld:
Toelichting: Ondanks dat betrokkene volledig in de bodycuff geplaatst was voor het betreden van het vliegtuig begon betrokkene tijdens het boarden enige fysieke weerstand te bieden, hij zette zich af met zijn benen tegen de vliegtuigtraptreden. Vervolgens wilde betrokkene niet rustig in zijn vliegtuigstoel blijven zitten waarop we betrokkene onder dwang in zijn vliegtuigstoel hebben moeten houden, dit door middel van het bevestigen van zijn stoelriem, het toepassen van een beenklem en het toepassen van fysieke controle op de bovenarmen van betrokkene zodat hij in zijn stoel bleef zitten en niet meer kon gaan opstaan. Betrokkene begon hierbij zich ook verbaal agressief te uiten, maakte zo nu en dan
boerende en rochelende geluiden en was niet meer voor rede vatbaar. Na meerdere keren betrokkene te hebben gewaarschuwd hebben we betrokkene met een beenklem en een toegepaste kaakfixatie in de stoel weten te houden met het oog op de veiligheid voor ons, crew, andere passagiers en betrokkene zelf. Ook omdat betrokkene zich fysiek bleef verzetten en geen gehoor gaf aan onze waarschuwen en instructies.
Betrokkene bleef contact zoeken met de overige passagiers en bleef hierbij ook zijn stem verheffen. Door middel van de kaakfixatie welke toegepast op betrokkene reduceerde het volume enigszins. De kaakfixatie was toegepast met het oog op de algehele veiligheid omdat betrokkene opboerende en rochelende geluiden maakte meermaals, zijn mondkapje (Coronamaatregel) toch wist te verwijderen van zijn mond en het risico op spugen aanzienlijk was. Gedurende het toepassen van de kaakfixatie en overige controletechnieken is er continue op de veiligheid van betrokkene gelet, hierbij is specifiek gelet op de vrije ademhaling van betrokkene maar ook het proportioneel toepassen van de betreffende
controletechnieken, zojuist genoemd. Betrokkene volhardde in het verzet.
(…)
1 l. Schade/zichtbaar letsel ( zo volledig mogelijk omschrijven)
Na het van het board gaan van het vliegtuig (geweigerd door crew) en retour aangekomen op het lokale verwijdercentrum begon betrokkene tegen ons te klagen dat hij last had aan zijn lichaam maar was hier niet concreet in wat en waar hij exact last van had. Er was voor ons escorts geen zichtbaar letsel en/ of schade te zien bij betrokkene. Betrokkene volhardde in verbaal verzet en beschuldigde ons van niet toegestaan gebruikt geweld. Vervolgens is betrokkene ontdaan van de bodycuff, overgedragen aan EBV van DV&O welke betrokkene in de koppelriem met stalen boeien hebben geplaatst voor vervoer.
(…)
Feiten en omstandigheden die hebben geleid tot de inzet van het hulpmiddel:
Betrokkene heelt in eerdere pogingen tot uitzetten fysiek en verbaal verzet gepleegd. Ook nu bleek betrokkene zeer onvoorspelbaar en berekenend op het toepassen van fysiek en verbaal verzet. Betrokkene had bij de eerdere pogingen tot uitzetten stukken glas, paperclips en andere scherpe voorwerpen verstopt op zijn lichaam en kleding met als doel zich en/ of anderen mogelijk te verwonden. Met het oog op absolute veiligheid voor eenieder is betrokkene van de bodycuff met beenband voorzien alvorens ons met betrokkene te verplaatsen naar het vliegtuig. Hierbij is continue op de veiligheid van betrokkene gelet zodat betrokkene geen letsel zou kunnen oplopen.
(…)
15. Reden inzet hulpmiddel is :
a. Om gevaar voor de veiligheid of het leven van de:
2. Ambtenaar (X)
3. Derde(n) (X)
b. Gevaar voor ernstige verstoring van de openbare orde (X)
c. Gevaar voor ontvluchting (X)
(…)
18. In artikel 15, vierde lid, van de Grondwet, gelezen in samenhang met artikel 7 van de Politiewet 2012 is voorzien in een wettelijke basis voor het onder omstandigheden kunnen aanwenden van geweld en het toepassen van vrijheidsbeperkende middelen. Artikel 9 van de Politiewet 2012 bepaalt dat wordt voorzien in een ambtsinstructie voor de politie en de Kmar die dit nader regelt. De rechtbank overweegt dat in de “Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren” (“de ambtsinstructie”) onder meer het navolgende is bepaald:
(…)
§ 4. Melding aanwenden van geweld
Artikel 17
De ambtenaar die geweld heeft aangewend, meldt schriftelijk de aard, waaronder het gebruikte geweldmiddel, en de gevolgen daarvan en mondeling de feiten en omstandigheden, waaronder de redenen die tot het aanwenden van geweld hebben geleid, zo spoedig mogelijk aan de hulpofficier van justitie die krachtens aanwijzing is belast met de registratie van aangewend geweld.
(…)
Hoofdstuk 4a. Hulpmiddelen ten behoeve van de uitzetting van vreemdelingen
De ambtenaar, bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000 belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen, kan een vreemdeling bij diens uitzetting per luchtvaartuig met hulpmiddelen ten behoeve van uitzetting in zijn bewegingsvrijheid beperken, ten behoeve van een goed verloop van de uitzetting.
De maatregel, bedoeld in het eerste lid, kan slechts worden getroffen indien:
a.
de feiten of omstandigheden dit redelijkerwijs vereisen met het oog op gevaar voor ontvluchting, dan wel met het oog op gevaar voor de veiligheid of het leven van de vreemdeling, van de ambtenaar of van derden, dan wel met het oog op gevaar voor een ernstige verstoring van de openbare orde, en
b.
de toepassing van het hulpmiddel redelijkerwijs geen gevaar kan opleveren voor de gezondheid van de vreemdeling.
(…)
De ambtenaar die ten aanzien van een vreemdeling die wordt uitgezet gebruik heeft gemaakt van een hulpmiddel ten behoeve van uitzetting als bedoeld in artikel 23a, eerste lid, meldt dit onverwijld schriftelijk aan de hulpofficier van justitie, onder vermelding van de aard van het hulpmiddel, de redenen die tot het gebruik hebben geleid en de daaruit voortvloeiende gevolgen.
De hulpofficier van justitie draagt zorg voor registratie van de melding, bedoeld in het eerste lid.
19. De rechtbank overweegt dat uit bovengenoemd juridisch kader en uit jurisprudentie van het EHRM volgt dat steeds een beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval moet worden gemaakt om te bezien of sprake is van een schending van artikel 3 EVRM (4 Hv) en/of 8 EVRM (7 Hv) gedurende een vrijheidsbeneming die in beginsel rechtmatig is. Dat is voorzien in een wettelijke basis mag in ieder geval niet leiden tot een standaardmatig of lichtvaardig gebruikmaken van de in beginsel onder omstandigheden gegeven bevoegdheid tot het aanwenden van geweld of het toepassen van vrijheidsbeperkende middelen.
20. De rechtbank stelt op grond van alle hiervoor genoemde stukken en de door beide gemachtigden gegeven standpunten en toelichting vast dat niet blijkt dat de Kmar op enig moment gedurende de pogingen tot uitzetting op 28 september 2021 en/of 15 oktober 2021 dwangmiddelen heeft ingezet waartoe geen bevoegdheid bestond. Het gegeven dat een Belgische vliegmaatschappij aangeeft niet toe te staan dat tijdens hun vluchten van bepaalde dwangmiddelen gebruik wordt gemaakt brengt niet mee dat de inzet van deze dwangmiddelen op grond van de ambtsinstructie en gelet op de feiten en omstandigheden tijdens de feitelijke uitzetting juridisch niet rechtmatig is geweest. Evenmin blijkt dat de wijze waarop de ingezette dwangmiddelen zijn aangewend disproportioneel is geweest. Het juridische kader is bij de beoordeling hiervan het uitgangpunt en niet de regels en/of eisen die een buitenlandse vliegmaatschappij stelt aan de Kmar als zij middels een vlucht een uitzetting willen effectueren.
Uit de verslaglegging door de Kmar blijkt dat het aangewende geweld steeds een reactie is geweest op handelingen van eiser. De rechtbank leidt uit de feitelijke handelingen van eiser af dat zijn intentie is geweest om de uitzetting te voorkomen en te frustreren. Uit het dossier blijkt dat eiser op een eerder moment ook een poging tot uitzetting heeft willen voorkomen en daarvoor een zogenaamde geprepareerde paperclip en glas bij zich had gestoken. Eiser heeft blijkens de “S.O.E.P.-rapportage” verklaard dat hij is gaan schreeuwen in het vliegtuig. Weliswaar zijn verklaringen die worden afgelegd ten overstaan van een arts niet bedoeld voor waarheidsvinding, maar hieruit blijkt wel enige ondersteuning voor hetgeen de Kmar heeft gerelateerd in de mutaties en meldingen.
Eiser heeft zodanig verzet gepleegd en zodanig hard geschreeuwd dat de Kmar aan die situatie blijkens de meldingsformulieren een einde heeft moeten maken.
Uit de meldingsformulieren blijkt overigens genoegzaam dat en waarom is ingeschat dat sprake was van op gevaar voor ontvluchting, gevaar voor de veiligheid of het leven van de vreemdeling, van de ambtenaar of van derden, dan wel gevaar voor een ernstige verstoring van de openbare orde, en de toepassing van het hulpmiddel redelijkerwijs geen gevaar kon opleveren voor de gezondheid van eiser.
21. De rechtbank overweegt voorts dat daargelaten dat de Kmar gelet op de gedragingen van eiser wel op enige wijze moest reageren, de door de arts geconstateerde letsels geen ernstige schade in de zin van artikel 4 Hv/ 3 EVRM is. Er is niet gebleken van enig letsel of pijnklachten na de poging tot feitelijke uitzetting op 28 september 2021. Door de wijze waarop op 15 oktober 2021 is getracht eiser uit te zetten heeft eiser een gezwollen kaak, een oog dat “dicht zit”, een verwonding aan zijn knie en pijnklachten aan kaak, kiezen en knie ervaren. De door eiser overgelegde foto’s vormen een onderbouwing voor deze bevindingen van de arts. Blijkens het medische dossier zijn deze letsels en pijnklachten -enkel- behandeld met paracetamol. Voor de stelling dat de Kmar een zak over het hoofd van eiser heeft getrokken met de intentie hem te doen stikken biedt het dossier geen enkele ondersteuning. De rechtbank passeert de stelling van gemachtigde ter zitting dat de Kmar dit ook nooit zou opnemen in een mutatie of melding. Een dergelijke opmerking wordt niet door de rechtbank beoordeeld omdat dit louter suggestief is. De rechtbank beoordeelt alleen de feiten die kunnen worden vastgesteld. Algemene aannames of speculatie over werkwijzen en intenties daarbij van de autoriteiten in de vreemdelingenketen zullen dus nimmer door de rechtbank worden betrokken bij de beoordeling van de rechtmatigheid van de (voortduring van de) detentie. De rechtbank heeft voorts geen aanleiding om te twijfelen aan inhoud van de mutaties en de meldingen, waarbij de omstandigheid dat deze niet op ambtseed/ambtsbelofte zijn opgemaakt dit niet anders maakt. De rechtbank overweegt hierbij dat de medische bevindingen en de overgelegde foto’s waaruit de letsels blijken passen bij de verslaglegging van door de Kmar verrichte handelingen gedurende de pogingen tot feitelijk uitzetting.
22. De rechtbank concludeert dat de letsels die bij eiser zijn ontstaan gedurende de pogingen tot feitelijke uitzetting op 28 september 2021 en/of 15 oktober 2021 geen gevolg zijn van het gebruik van disproportioneel geweld door de Kmar of door het aanwenden van dwangmiddelen waartoe onder die specifieke omstandigheden geen bevoegdheid bestond. Eiser is gedurende deze twee pogingen tot feitelijke uitzetting nimmer in een situatie geraakt die in strijd is met artikel 4 Hv/artikel 3 EVRM en/of artikel 7 Hv/8 EVRM omdat de mate en ernst van de door de Kmar uitgeoefende geweldshandelingen om die drempel te halen niet ernstig genoeg zijn geweest. Dat eiser zich ten tijde van het ondergaan van deze handelingen door de Kmar in de macht van de autoriteiten bevond is dus in het onderhavige geval niet doorslaggevend voor de vraag of sprake is geweest van eens schending van artikel 4 Hv/ 3 EVRM dan wel 7 Hv / 8 EVRM. Aan de omstandigheid dat de Kmar bij beide pogingen tot uitzetting door de vliegmaatschappij is verzocht met eiser het vliegtuig te verlaten kent de rechtbank in het onderhavige geval weinig belang toe. Uit de weergave van de feiten en uit de medische informatie blijkt dat eiser is gaan gillen en schreeuwen en fysiek verzet heeft gepleegd. Het is zonder meer voorstelbaar dat andere passagiers hiervan zodanig onder de indruk raken dat een commerciële vliegmaatschappij de keuze maakt om bij dergelijke omstandigheden niet op te stijgen voordat deze situatie is beëindigd en gede-escaleerd.
De pogingen tot feitelijke uitzetting en de wijze waarop deze hebben plaatsgevonden zijn niet onrechtmatig geweest en maken daarmee ook de voortduring van de detentie vanaf die uitzettingen niet onrechtmatig. Aan het verrichten van een belangenafweging komt de rechtbank dan ook niet toe.
23. De grond dat er geen zicht op uitzetting bestaat is tijdens de behandeling ter zitting ingetrokken. De ambtshalve beoordeling door de rechtbank van de voortvarendheid van het handelen van verweerder en zicht op uitzetting leiden niet tot de conclusie dat de detentie in de te toetsen periode op enig moment niet rechtmatig is geweest.
24. De rechtbank zal daarom het beroep ongegrond verklaren en het verzoek om schadevergoeding afwijzen.