ECLI:NL:RBDHA:2021:12484
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Buitenfunctiestelling van politieambtenaar wegens verdenking van diefstal op de werkplek
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, gaat het om de buitenfunctiestelling van een politieambtenaar, eiser, die verdacht werd van diefstal van een jas op de werkplek. Eiser was sinds januari 2009 werkzaam bij de politie en was op het moment van de incidenten hoofdagent bij het Basisteam Segbroek. Op 21 november 2019 werd hij mondeling door zijn teamchef geïnformeerd over de buitenfunctiestelling, die later schriftelijk werd bevestigd. Dit volgde op een melding dat een jas van een stagiair was verdwenen, waarbij camerabeelden eiser in de nabijheid van de jas toonden. Eiser verklaarde dat hij dacht dat de jas van hem was en had deze per ongeluk meegenomen.
Na een disciplinaire straf van voorwaardelijk ontslag in februari 2019 wegens eerder plichtsverzuim, werd eiser opnieuw geconfronteerd met een onderzoek naar zijn gedrag. De Officier van Justitie besloot de strafzaak te seponeren, omdat niet bewezen kon worden dat eiser de jas met het oogmerk van diefstal had meegenomen. Desondanks verklaarde de rechtbank dat de buitenfunctiestelling gerechtvaardigd was, gezien de serieuze verdenking van ernstig plichtsverzuim. De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van eiser op de camerabeelden en zijn verklaring voldoende grond vormden voor de conclusie dat het vertrouwen in hem was geschaad.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat de duur van de buitenfunctiestelling niet onredelijk was, gezien de noodzaak voor zorgvuldig onderzoek. De uitspraak werd gedaan op 17 november 2021 door rechter G.P. Kleijn, met griffier A.J. van Rossum aanwezig. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.