ECLI:NL:RBDHA:2021:1247
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en dwangsom
In deze zaak heeft eiser, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, op 4 januari 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank Den Haag heeft eerder, op 10 februari 2020, het beroep van eiser gegrond verklaard omdat er niet tijdig een besluit was genomen op zijn asielaanvraag. De rechtbank had verweerder opgedragen om binnen zestien weken een besluit te nemen, met een dwangsom van € 100,- per dag bij overschrijding van deze termijn, tot een maximum van € 7.500,-. Eiser heeft op 31 december 2020 opnieuw beroep ingesteld, omdat er wederom geen besluit was genomen en de termijn van 21 maanden was overschreden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder niet heeft voldaan aan de eerdere opdracht en dat de maximale rechterlijke dwangsom is verbeurd. De rechtbank overweegt dat, gezien de capaciteitsproblemen bij verweerder en de coronacrisis, er sprake is van een bijzonder geval. De rechtbank heeft daarom besloten dat verweerder binnen acht weken na deze uitspraak een besluit moet nemen op de asielaanvraag van eiser. Tevens is de dwangsom verhoogd naar € 200,- per dag, met een maximum van € 15.000,-, omdat verweerder geen gevolg heeft gegeven aan de eerdere opdracht.
De rechtbank heeft verder bepaald dat verweerder de proceskosten van eiser moet vergoeden, vastgesteld op € 265,-. De uitspraak is gedaan door mr. A.P. Hameete, rechter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden aangetekend.