ECLI:NL:RBDHA:2021:12434

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 november 2021
Publicatiedatum
15 november 2021
Zaaknummer
SGR19/7562
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor het veranderen van een gevel in het Rijksbeschermd stadsgezicht Archipelbuurt en Willemspark II

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil over een omgevingsvergunning die was verleend voor het vervangen van enkel glas door dubbel glas in de gevel van een woning. Eiser, een erkend architect en bouwkundige, heeft bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning die was verleend aan de vergunninghouder. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een beroep van eiser tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, dat het bezwaar van eiser ongegrond had verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunninghouder een aanvraag had ingediend voor het vervangen van de kozijnen met dubbel glas, en dat de Welstands- en Monumentencommissie aanvankelijk een negatief advies had uitgebracht, maar later een positief advies had gegeven na een gewijzigd bouwplan. Eiser voerde aan dat de omgevingsvergunning het gevelbeeld van de straat onevenredig aantast en dat het bouwplan niet voldeed aan de eisen van het Bouwbesluit. De rechtbank oordeelde dat eiser als belanghebbende kon worden aangemerkt, maar dat zijn argumenten niet voldoende waren om het welstandsadvies van de commissie te weerleggen. De rechtbank concludeerde dat het bouwplan voldeed aan redelijke eisen van welstand en verklaarde het beroep van eiser ongegrond. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/7562

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 november 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. G.G. Kranendonk),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder,

(gemachtigde: mr. M.C. Remeijer-Schmitz).
Als derde-partij neemt aan het geding deel:
[derde-partij], te [woonplaats] , vergunninghouder.

Procesverloop

In het besluit van 6 mei 2019 (primair besluit) heeft verweerder aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor het veranderen van de gevel van de woning aan de [straat] [huisnummer 1] te [plaats] door het vervangen van de kozijnen met dubbel glas.
In het besluit van 29 oktober 2019 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 13 augustus 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Vergunninghouder is verschenen.

Overwegingen

1.1.
Op 15 februari 2019 heeft vergunninghouder een aanvraag ingediend voor het vervangen van enkel glas door dubbel glas met nieuwe glaslatten bij alle acht ramen in de voorgevel van de woning aan de [straat] [huisnummer 1] te [plaats] (de woning).
1.2.
Over dit bouwplan heeft de Welstands- en Monumentencommissie (welstandscommissie) op 13 maart 2019 een negatief welstandsadvies uitgebracht. De welstandscommissie kon niet met bouwplan instemmen, omdat de glaslatten aan de buitenzijde een beeldbepalende invloed op het aanzicht van de ramen hebben en daarmee op het aanzicht van de gevel. De welstandscommissie heeft geoordeeld dat voor de individuele gevel en voor de gevelwand de glaslatten een storende toevoeging zijn.
1.3.
Naar aanleiding van dit negatief welstandsadvies heeft vergunninghouder een gewijzigd bouwplan ingediend. Hierover heeft de welstandscommissie op 24 april 2019 een positief welstandsadvies uitgebracht.
2. Dit positief welstandsadvies heeft verweerder bij het primaire besluit overgenomen en de gevraagde omgevingsvergunning verleend. Dit besluit is bij het bestreden besluit gehandhaafd. Verweerder stelt zich op het standpunt dat niet is gebleken dat het positief advies van 24 april 2019 zodanige gebreken vertonen dat verweerder zijn standpunt ten aanzien van de welstand daarop niet heeft mogen baseren. Van strijd met de Welstandsnota Den Haag 2017 (Welstandsnota) is niet gebleken. Verweerder merkt op dat eiser zijn betoog niet met bijvoorbeeld een contra-expertise heeft onderbouwd.
3.1.
Eiser voert aan dat hij een erkend architect en bouwkundige is, zodat er wel degelijk sprake is van ingediende contra-expertise. Eiser is van mening dat als gevolg van de omgevingsvergunning het gevelbeeld van de [straat] op onevenredige wijze wordt aangetast. Eind jaren ’90 zijn hij en de voormalige buren op het adres [straat] [huisnummer 1] zeer zorgvuldig te werk gegaan bij de restauratie en terugbrengen van de gevel van hun pand in de originele staat. Verweerder heeft het bouwplan ten onrechte niet getoetst aan het Bouwbesluit wat betreft de ventilatie-eisen. Verder voldoet het bouwplan niet aan redelijke eisen van welstand doordat de kenmerkende toog in het kozijn ontbreekt en de deklat te breed is en over het hele raam wordt geplakt.
3.2.
Ter zitting heeft eiser de grond met betrekking tot strijd met het bouwbesluit ingetrokken.
4.1.
De woning aan de [straat] [huisnummer 1] , waarbij dubbelglas wordt geplaatst, is samengevoegd met de woning aan de [straat] [huisnummer 2] . Eiser woont sinds 1994 in het naastgelegen pand aan de [straat] [huisnummer 3] . Hij is huurder en gebruiker van dat pand.
5.1.
Voor zover verweerder heeft gesteld dat het beroep van eiser stuit op het relativiteitsvereiste als bedoeld in artikel 8:69a van de Awb, omdat eiser ondervindt geen negatieve gevolgen van enige betekenis van het bouwplan nu hij vanuit zijn woning geen zicht heeft op de ramen, overweegt de rechtbank het volgende.
5.2.
Volgens vaste rechtspraak [1] wordt belanghebbendheid in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb in de eerste plaats aangenomen bij bewoners en eigenaars van percelen die grenzen aan het perceel waarop het betrokken besluit ziet. Daarnaast is volgens vaste rechtspraak het uitgangspunt dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit - zoals een bestemmingsplan of een omgevingsvergunning - toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ dient als correctie op dit uitgangspunt. Gevolgen van enige betekenis ontbreken indien de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene zo gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Daarbij wordt acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (o.a. geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn [2] .
5.4.
Gelet op bovenstaande jurisprudentie, moet eiser worden aangemerkt als belanghebbende. Hij voldoet aan het nabijheids- en zichtcriterium. Als buurman heeft hij immers dagelijks bij het naar buiten en binnen treden van zijn woning zicht op de gevel en de ramen van het pand. Artikel 8:69a van de Awb staat daarom in zoverre niet aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep over het welstandadvies van het bouwplan in de weg. Daarom kan niet worden gezegd dat redelijke eisen van welstand kennelijk niet strekken tot bescherming van de belangen van eiser.
6.1.
De woning waarop het bouwplan ziet is gelegen in het Rijksbeschermd stadsgezicht “Archipelbuurt en Willemspark II”. Niet in geschil is dat het bouwplan niet in strijd is met de Bouwverordening, het Bouwbesluit en het bestemmingsplan. Het geschil spitst zich toe op de vraag of het bouwplan, te weten de nieuwe kozijnen, voldoet aan redelijke eisen van welstand.
6.2.
Voor de beoordeling of een bouwplan aan redelijke eisen van welstand voldoet, hanteert verweerder de Welstandsnota. In punt 2.2.1. Vervangen en aanpassen van de Welstandsnota is met betrekking tot een venster onder andere het volgende opgenomen:
- Een venster vertoont samenhang met architectuur van de gevel. Het uiterlijk van een nieuw of vervangend venster (de vormgeving, de materialen, de detaillering en de kleurstelling) moet passen in de architectuur en de architectuurstijl van het gebouw waarin het wordt geplaatst. Hierbij spelen onder meer de indeling van het venster – de verdeling van de verhoudingen van het kozijn en de ramen – en de profilering van het kozijn en de ramen een belangrijke rol.
6.3
De welstandscommissie heeft op 24 april 2019 een positief welstandsadvies uitgebracht over het bouwplan. De welstandscommissie heeft geoordeeld dat zij kan instemmen met de gewijzigde profilering. De nu voorgestelde glaslatten aan de buitenzijde hebben geen nadelige invloed op het aanzicht van de ramen en daarmee op het aanzicht van de gevel.
6.4
Eiser benadrukt dat de profilering van het kozijn en de ramen een belangrijke rol speelt in een beschermd stadsgezicht en dat de kenmerken van de omgeving daarbij op zijn minst gerespecteerd en waar mogelijk versterkt moeten worden. Naar zijn mening werken de in het bouwplan opgenomen glaslatten verstorend, omdat ze over het hele raam aanwezig zijn. Ook twijfelt hij er zeer aan of het bouwplan wel uitvoerbaar is en of dit tot een functioneel goed bruikbaar resultaat zal leiden.
6.5
Het is vaste rechtspraak dat verweerder aan het advies van de welstandscommissie in beginsel doorslaggevende betekenis mag toekennen. Tenzij het advies naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat verweerder dit niet - of niet zonder meer - aan zijn oordeel omtrent de welstand ten grondslag heeft mogen leggen, behoeft het overnemen van een welstandsadvies in beginsel geen nadere toelichting. Dit is anders indien de aanvrager of een derde-belanghebbende een advies overlegt van een andere deskundig te achten persoon of instantie dan wel gemotiveerd aanvoert dat het welstandsadvies in strijd is met de volgens de welstandsnota geldende criteria [3] .
6.6
Naar het oordeel van de rechtbank kan hetgeen eiser in bezwaar en beroep heeft ingebracht niet worden aangemerkt als een contra-expertise, nu dit niet afkomstig is van een onafhankelijke, onpartijdige deskundige. Verder is de kritiek van eiser dat de glaslatten te breed zouden zijn niet rechtstreeks terug te voeren tot een specifiek en concreet criterium in de welstandsnota. De welstandscommissie heeft zich expliciet uitgelaten over een eventuele verstoring van het gevelaanzicht en heeft daarover geoordeeld dat daarvan geen sprake is. Dat eiser daar anders over denkt, is onvoldoende om tot het oordeel te komen dat de welstandscommissie hierin niet gevolgd zou mogen worden. Het betoog slaagt niet.
6.7
Verweerder heeft dan ook het welstandsadvies van 24 april 2019 aan zijn besluitvorming ten grondslag mogen leggen en zich op het standpunt mogen stellen dat het bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.T. Aalbers, rechter, in aanwezigheid van
J.M. Lo-A-Njoe, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 november 2021.
De griffier is verhinderd te tekenen.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 14 november 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY3088
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 4 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4081.
3.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 9 oktober 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:3385.