ECLI:NL:RBDHA:2021:12357
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen terugkeerbesluit en rechtmatig verblijf in Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 januari 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een terugkeerbesluit dat op 10 juni 2020 aan eiser was opgelegd. Eiser had na het opleggen van het terugkeerbesluit een aanvraag voor een verblijfsvergunning ingediend, wat volgens de wet de werking van het terugkeerbesluit van rechtswege opschort. Eiser was niet verschenen op de zitting, maar zijn gemachtigde was aanwezig. De rechtbank overwoog dat de rechtmatigheid van het terugkeerbesluit beoordeeld moet worden op basis van de feiten die bekend waren ten tijde van het besluit. Eiser voerde aan dat hij rechtmatig verblijf had omdat hij een aanvraag had ingediend voor verblijf bij zijn Nederlandse minderjarige kind. De rechtbank oordeelde dat het terugkeerbesluit niet automatisch vervalt door het indienen van een aanvraag voor een verblijfsvergunning. De rechtbank concludeerde dat eiser niet aan zijn terugkeerverplichting had voldaan en dat het terugkeerbesluit nog steeds geldig was. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.