ECLI:NL:RBDHA:2021:12312
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van ongeloofwaardigheid van bekering tot het christendom
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 25 januari 2021 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, een Afghaanse nationaliteit, een opvolgende aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel heeft ingediend. Eiser had eerder op 4 december 2015 een asielaanvraag ingediend die op 31 maart 2017 was afgewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de afwijzing van de eerdere aanvraag in rechte vaststaat. De opvolgende aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond, waarop eiser beroep heeft ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser heeft aangevoerd dat hij is bekeerd tot het christendom en dat er sprake is van een verdere geloofsintensivering. Echter, de rechtbank oordeelt dat de Staatssecretaris de bekering niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. De rechtbank benadrukt dat het aan eiser is om zijn asielrelaas aannemelijk te maken en dat de verklaringen van eiser onvoldoende waren om de geloofwaardigheid van zijn bekering te onderbouwen. De rechtbank heeft ook overwogen dat de afvalligheid van eiser niet als een separaat element hoefde te worden aangemerkt, omdat hij in Afghanistan een niet-praktiserend moslim was.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de Staatssecretaris niet hoefde te toetsen aan artikel 8 van het EVRM, omdat de aanvraag van eiser een tweede asielaanvraag betrof en de eerdere aanvraag niet was afgewezen op grond van artikel 30 van de Vreemdelingenwet. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.