ECLI:NL:RBDHA:2021:12306

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 januari 2021
Publicatiedatum
11 november 2021
Zaaknummer
21.337
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 januari 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag van eiser op 8 januari 2021 niet-ontvankelijk verklaard. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. H.A. Limonard, heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 21 januari 2021 is eiser niet verschenen, terwijl de Staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door mr. N. Hamzaoui.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de Italiaanse autoriteiten aan de Staatssecretaris hebben bevestigd dat eiser subsidiaire bescherming geniet in Italië, geldig tot 11 januari 2022. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om aan de informatie van de Italiaanse autoriteiten te twijfelen en concludeert dat eiser internationale bescherming geniet in Italië. De rechtbank heeft het interstatelijk vertrouwensbeginsel toegepast, wat inhoudt dat Italië zijn verdragsverplichtingen nakomt. Eiser heeft niet aangetoond dat er in zijn geval sprake is van tekortkomingen in de asielprocedure of opvangvoorzieningen in Italië die zouden leiden tot een reëel risico op onmenselijke of vernederende behandelingen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser niet in aanmerking komt voor toelating op grond van de Vreemdelingenwet 2000 en dat de aanvraag terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Het beroep is ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C. Karman, rechter, en is bekendgemaakt op 25 januari 2021.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amersfoort Bestuursrecht zaaknummer: NL21.337
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. H.A. Limonard), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. N. Hamzaoui).

Procesverloop

Bij besluit van 8 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL21.338, plaatsgevonden op 21 januari 2021. Eiser en zijn gemachtigde zijn met voorafgaand bericht van verhindering niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechter onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.

Status van eiser in Italië

2. De Italiaanse autoriteiten hebben op 21 december 2020 aan verweerder te kennen gegeven dat eiser subsidiaire bescherming heeft in Italië en dat de vergunning geldig is tot 11 januari 2022. De Italiaanse autoriteiten werken mee aan de overdracht van eiser naar Italië. Verweerder heeft zich op basis hiervan op het standpunt kunnen stellen dat eiser internationale bescherming geniet in Italië. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan informatie van de Italiaanse autoriteiten te twijfelen. Ook zijn er geen concrete aanwijzingen dat eiser toegang tot of verblijf in Italië zal worden geweigerd.

Interstatelijk vertrouwensbeginsel

3. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in zijn algemeenheid ten opzichte van Italië mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel dat Italië zijn verdragsverplichtingen nakomt. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit in zijn geval niet zo is of dat in Italië sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen van de asielprocedure of de opvangvoorzieningen die ernstige, op feiten berustende gronden vormen om aan te nemen dat eiser daar een reëel risico zal lopen op onmenselijke of vernederende behandelingen in de zin van artikel 4 van het Handvest1 of artikel 3 van het EVRM2. De rechtbank verwijst in dit verband naar uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 30 mei 2018 en van 29 augustus 2019. Hieruit volgt dat de feitelijke situatie in Italië voor statushouders weliswaar moeilijk is, maar niet zodanig slecht dat sprake is van extreme armoede of ontberingen van eerste levensbehoeften en rechteloosheid waartegenover de Italiaanse autoriteiten onverschillig zouden staan. Zoals verweerder terecht heeft overwogen, ligt het op de weg van eiser om als statushouder zelf inspanningen te verrichten om zijn situatie te verbeteren en om bij voorkomende problemen zich te wenden tot de (hogere) Italiaanse autoriteiten en geëigende instanties.
4. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
5. De aanvraag is terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Karman, rechter, in aanwezigheid van mr. A.E. van Gestel, griffier.
1. Handvest van de grondrechten van de Europese Unie
2 Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
25 januari 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.