ECLI:NL:RBDHA:2021:12306
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 januari 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag van eiser op 8 januari 2021 niet-ontvankelijk verklaard. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. H.A. Limonard, heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 21 januari 2021 is eiser niet verschenen, terwijl de Staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door mr. N. Hamzaoui.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de Italiaanse autoriteiten aan de Staatssecretaris hebben bevestigd dat eiser subsidiaire bescherming geniet in Italië, geldig tot 11 januari 2022. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om aan de informatie van de Italiaanse autoriteiten te twijfelen en concludeert dat eiser internationale bescherming geniet in Italië. De rechtbank heeft het interstatelijk vertrouwensbeginsel toegepast, wat inhoudt dat Italië zijn verdragsverplichtingen nakomt. Eiser heeft niet aangetoond dat er in zijn geval sprake is van tekortkomingen in de asielprocedure of opvangvoorzieningen in Italië die zouden leiden tot een reëel risico op onmenselijke of vernederende behandelingen.
De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser niet in aanmerking komt voor toelating op grond van de Vreemdelingenwet 2000 en dat de aanvraag terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Het beroep is ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C. Karman, rechter, en is bekendgemaakt op 25 januari 2021.