ECLI:NL:RBDHA:2021:12303
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 januari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoeker had tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld, waarbij zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk was verklaard. Tijdens de zitting, die samen met een andere zaak (NL21.337) werd behandeld, is verzoeker niet verschenen, terwijl de gemachtigde van de verweerder wel aanwezig was.
De voorzieningenrechter heeft na de behandeling van de zaak ter zitting onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er op dat moment geen noodzaak meer was voor een voorlopige voorziening. Dit was te wijten aan het feit dat er op dezelfde dag een uitspraak was gedaan in de andere zaak, waardoor het verzoek niet meer relevant was. Tevens is er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt op 25 januari 2021, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open. De uitspraak is gedaan door mr. C. Karman, in aanwezigheid van de griffier mr. A.E. van Gestel.