ECLI:NL:RBDHA:2021:12298

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 november 2021
Publicatiedatum
10 november 2021
Zaaknummer
C/09/586217 / FA RK 19-9854
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging zorgregeling en gezag in een complexe ouderschapskwestie met betrekking tot minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 november 2021 een beschikking gegeven in een ouderschapskwestie betreffende de minderjarige [voornaam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2008. De moeder, [naam 1], heeft verzocht om wijziging van de zorgregeling en het gezag, terwijl de vader, [naam 2], zich verzet tegen deze wijziging. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een aanzienlijke weerstand bestaat bij de minderjarige tegen contact met de vader, wat door de moeder wordt ondersteund. De rechtbank heeft de wens van de minderjarige om geen contact met de vader te hebben gerespecteerd, en heeft geconcludeerd dat gedwongen contact schadelijk zou zijn voor haar ontwikkeling. De rechtbank heeft de bestaande zorgregeling beëindigd en de verzoeken van de vader om vervangende toestemming voor hulpverlening en een nieuwe zorgregeling afgewezen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het gezamenlijk gezag tussen de ouders moet blijven bestaan, omdat er geen onaanvaardbaar risico is dat de minderjarige klem of verloren raakt tussen de ouders. De rechtbank heeft de moeder opgedragen om de vader eenmaal per drie maanden informatie te verschaffen over de ontwikkeling van de minderjarige, inclusief een recente foto. De bijzondere curator is in deze procedure niet meer nodig geacht.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 19-9854
Zaaknummer: C/09/586217
Datum beschikking: 9 november 2021

Wijziging zorgregeling en gezag

Beschikking op het op 13 december 2019 ingekomen verzoek van:

[naam 1] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. E.J.W. Schuijlenburg te Leidschendam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[naam 2] ,

de vader,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. H.J. Roetman te Gouda

Procedure

Bij beschikking van 10 december 2020 heeft deze rechtbank:
  • [bijzondere curator] benoemd als bijzondere curator over [minderjarige] ( [voornaam minderjarige] ), geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] ;
  • bepaald dat de bijzondere curator uiterlijk binnen acht weken na heden schriftelijk verslag dient te doen aan de rechtbank en partijen;
  • bepaald dat de griffier een afschrift van het schriftelijk verslag van de bijzondere curator aan de Raad voor de Kinderbescherming zal toesturen;
  • de Raad voor de Kinderbescherming verzocht een onderzoek te verrichten, alsmede de rechtbank te rapporteren en te adviseren;
  • iedere verdere beslissing ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (zorgregeling) en het gezag aangehouden.
De rechtbank heeft wederom kennis genomen van de stukken, waaronder thans ook:
- het verslag van de bijzondere curator van 9 februari 2021;
- het rapport en advies van de Raad voor de Kinderbescherming te [plaats] van [datum 1] 2021, kenmerk [kenmerk] ;
- het F9-formulier van 29 juni 2021 met bijlage inhoudende onder meer aanvullende
zelfstandige verzoeken namens de vader;
- het F9-formulier van 30 juni 2021 namens de moeder.
De minderjarige [minderjarige] heeft zich op 19 augustus 2021 schriftelijk uitgelaten.
Op 12 oktober 2021 is de behandeling op de zitting voortgezet. Hierbij zijn verschenen: de vader en de moeder, bijgestaan door hun advocaten en namens de Raad voor de Kinderbescherming (de raad) [medewerker RvdK] . De bijzondere curator [bijzondere curator] is niet verschenen.
Weergave van de nog voorliggende verzoeken
De moeder heeft de rechtbank verzocht om te bepalen dat:
  • voortaan de moeder alleen belast zal zijn met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] ;
  • de bestaande zorgregeling wordt beëindigd, althans, dat de vader het recht op
omgang met [voornaam minderjarige] wordt ontzegd voor onbepaalde tijd, althans voor een door
de rechtbank te bepalen periode, een en ander met uitvoerbaarverklaring bij
voorraad en met wijziging van de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van
[datum 2] 2017.
De vader heeft thans zelfstandig verzocht -na aanvulling van zijn verzoek-:
- hem vervangende toestemming te verlenen voor:
 aanmelding van [voornaam minderjarige] bij ‘ [naam organisatie] ’ binnen twee weken na de beschikking;
 inschrijving en behandeling van [voornaam minderjarige] bij één van de volgende psychologenpraktijken in [woonplaats 1] : ‘ [praktijk 1] ’ of ‘ [praktijk 2] ’;
onder oplegging van de moeder van een dwangsom van € 500,- per week dat zij na de beschikking niet meewerkt aan de gesprekken van [voornaam minderjarige] bij ‘ [naam organisatie] ’ en de behandeling van [voornaam minderjarige] bij ‘ [praktijk 1] ’ of ‘ [praktijk 2] ’ (dan wel een andere praktijk waar [voornaam minderjarige] door ‘ [naam organisatie] ’ naar wordt doorverwezen).
Voor het geval de rechtbank de zaak voor 9 maanden aanhoudt in plaats van de door de vader verzochte 4 maanden verzoekt de vader een opbouwende zorgregeling tussen de vader en [voornaam minderjarige] vast te stellen, waarbij [voornaam minderjarige] bij de vader verblijft:
na vier maanden na de te wijzen beschikking:
- op zaterdag van 11 uur tot 12 uur;

na verloop van 2 maanden:

- eens in de twee weken op zaterdag van 11 uur tot 13.00 uur;

daarna na verloop van 2 maanden:

- eens in de twee weken op zaterdag van 11 uur tot 17.00 uur.
De vader handhaaft bovendien zijn eerder gedane verzoek, waarin hij zelfstandig heeft verzocht aan de moeder een dwangsom op te leggen van € 500,- voor iedere keer dat zij de overeengekomen zorgregeling niet naleeft. Daarnaast verzoekt de vader om de ouders door te verwijzen naar Enver voor een gezinsbreed hulpverleningstraject, dan wel een door de rechtbank geschikt bevonden traject.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft al hetgeen bij genoemde beschikking van 10 december 2020 is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.
Zorgregeling
Korte inhoud verslag van de bijzondere curator
Uit het verslag van de bijzondere curator blijkt dat [voornaam minderjarige] de bijzondere curator meerdere keren te kennen heeft gegeven dat zij graag rust wil en geen contact wil met haar vader. Volgens de bijzondere curator ervaart [voornaam minderjarige] deze wens als intrinsiek, doch zal er zeker sprake zijn van loyaliteit naar de moeder waarbij zij haar vader uitsluit. De bijzondere curator vindt deze situatie zeer zorgelijk. Een vorm van systeemtherapie zou hierin kunnen helpen, maar het draagvlak bij [voornaam minderjarige] en haar moeder ontbreekt hiervoor in het geheel. De bijzondere curator hoopt daarom dat de resultaten van het raadsonderzoek nog zullen leiden tot nieuwe inzichten.
Korte inhoud raadsrapport
Naar aanleiding van het onderzoek adviseert de raad om de verzoeken ten aanzien van de zorgregeling voor negen maanden aan te houden om de ouders de gelegenheid te geven in deze periode hulpverlening voor henzelf en voor [voornaam minderjarige] in te zetten. Ter onderbouwing van dit advies geeft de raad aan dat het vaststellen van een zorgregeling tussen de vader en [voornaam minderjarige] op dit moment niet mogelijk is, omdat er bij [voornaam minderjarige] en de moeder angst voor de vader bestaat. Eerst zal er daarom via hulpverlening moeten worden gewerkt aan deze angsten bij [voornaam minderjarige] maar ook bij de moeder. De raad verwacht dat als [voornaam minderjarige] voldoende rust heeft en haar angsten zijn aangepakt, er ruimte ontstaat om te werken aan het bijstellen van het beeld dat zij van de vader heeft. Dit is nodig, want een negatief vaderbeeld vormt ook een bedreiging voor haar ontwikkeling. Als het vaderbeeld is bijgesteld, ontstaat er hopelijk ruimte voor contactherstel. Op dit moment meent de raad echter dat het behandelen van haar angsten moet prevaleren boven vaders recht op omgang. Ook zal de moeder door middel van hulpverlening moeten werken aan haar angsten voor de vader, omdat ze nu mogelijk (onbewust) deze angsten overdraagt aan [voornaam minderjarige] .
De vader heeft de raad aangegeven het gevoel te hebben dat hij niet gehoord wordt in zijn wens om contact met [voornaam minderjarige] . Hij maakt zich zorgen om haar, nu hij geen informatie ontvangt. De raad adviseert de vader om over zijn gevoelens over het uitblijven van contact, maar ook om inzicht te krijgen over wat zijn eigen handelen voor invloed heeft op de angst van [voornaam minderjarige] , in gesprek te gaan met hulpverlening, zoals maatschappelijk werk.
Reactie partijen op verslag van de bijzondere curator en het raadsrapport
De moeder meent dat de wens van [voornaam minderjarige] om geen contact met haar vader te hebben moet worden gerespecteerd. [voornaam minderjarige] is hierin zeer standvastig. Daarbij wordt zij niet beïnvloed door haar of haar oudere zus. Volgens de moeder zal gedwongen contact een contraproductief effect hebben en zal dit de weerstand bij [voornaam minderjarige] alleen maar vergroten. Ook wil [voornaam minderjarige] niet gedwongen worden tot hulpverlening. Er is dan ook geen enkel draagvlak bij [voornaam minderjarige] voor het opstarten van omgang, al dan niet met voorafgaande hulpverlening.
De vader betreurt het dat er nog steeds geen contact tussen hem en [voornaam minderjarige] tot stand is gekomen. Hij is ervan overtuigd dat de schuld van het niet hebben van contact volledig bij de moeder (en de oudste zus) ligt; de moeder kan het contact emotioneel niet ondersteunen en heeft hiervoor hulp nodig, aldus de vader. Voorheen had hij immers een hele goede band met [voornaam minderjarige] . De vader geeft aan dat hij bereid is om geduld te betrachten, hoewel hij dit wel zwaar vindt. Hij wil [voornaam minderjarige] niet forceren en gunt haar de ruimte die zij nodig heeft, maar hij is bang dat hulpverlening niet van de grond zal komen zonder stok achter de deur en dat hij [voornaam minderjarige] onnodig lang niet zal kunnen zien. Om dat te voorkomen heeft hij verzoeken tot vervangende toestemming ingediend voor aanmelding van [voornaam minderjarige] bij ‘ [naam organisatie] ’ en inschrijving en behandeling van [voornaam minderjarige] bij een psychologenpraktijk, op straffe van verbeurte van dwangsommen zodat de moeder zal meewerken. Daarnaast vraagt hij om aanhouding van deze procedure voor vier maanden in plaats van negen maanden, zodat de rechtbank een vinger aan de pols kan houden. Na vier maanden zal dan moeten blijken of de hulpverlening op gang is gekomen en resultaat heeft opgeleverd, waarna de omgang weer voorzichtig kan worden opgestart. Als voorwaardelijk verzoek heeft de vader het vaststellen van een opbouwende zorgregeling ingediend. Tevens heeft hij op de zitting verzocht tot het vaststellen van een informatieregeling.
Oordeel rechtbank
Uit de stukken en wat op de zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank gebleken dat er op dit moment geen basis is voor het vaststellen van een zorgregeling tussen de vader en [voornaam minderjarige] . Bij [voornaam minderjarige] bestaat enorme weerstand tegen het contact met de vader en zij wordt daarin ondersteund door de moeder. [voornaam minderjarige] is inmiddels dertien jaar en is consistent in haar wens om haar vader niet te zien en geen contact met hem te hebben. Dit wordt bevestigd in de gesprekken met de bijzondere curator, de raadsonderzoekers en het gesprek met [voornaam minderjarige] op de rechtbank en haar brief aan de rechtbank. Een deel van de weerstand van [voornaam minderjarige] lijkt het gevolg te zijn van teleurstelling en boosheid over het handelen van de vader in het verleden. Daarnaast zijn er veel signalen die erop wijzen dat [voornaam minderjarige] door de voortdurende strijd tussen de ouders in een loyaliteitsconflict is geraakt en hierin voor haar moeder heeft gekozen. Kinderen die zich in een loyaliteitsconflict bevinden doen dit om zichzelf te beschermen tegen deze strijd en rust te creëren. De keuze voor de moeder kan dus als een manier worden gezien om met het loyaliteitsconflict om te gaan, een zogenaamd copingsmechanisme. De wens tot geen contact met de vader sluit op deze keuze aan. Nu [voornaam minderjarige] zich voor het overige goed ontwikkelt, lijkt dit copingsmechanisme voor haar ook te werken.
Naast de weerstand die bestaat bij [voornaam minderjarige] is duidelijk geworden dat de moeder [voornaam minderjarige] emotioneel niet kan ondersteunen in het contact met de vader. Er is het nodige tussen de ouders voorgevallen en de moeder heeft een hoge weerstand tegen de vader opgebouwd. Die weerstand van de moeder moet voelbaar zijn voor [voornaam minderjarige] . De moeder deelt bovendien informatie over de strijd tussen de ouders met [voornaam minderjarige] en voedt daarmee (wellicht onbewust) de negatieve gevoelens van [voornaam minderjarige] jegens de vader. De moeder lijkt geen oog te hebben voor haar aandeel in de breuk tussen de vader en [voornaam minderjarige] . De moeder heeft er bovendien geen enkel vertrouwen in dat zij en de vader hun onderlinge verstandhouding in het belang van [voornaam minderjarige] kunnen verbeteren en is daardoor niet gemotiveerd hulpverlening op dat punt te accepteren.
De afwijzende houding van [voornaam minderjarige] doet de vader veel pijn en verdriet. De vader legt de schuld van het contactverlies volledig bij de moeder. Ook de vader lijkt op zijn beurt onvoldoende oog te hebben voor zijn aandeel in de bij [voornaam minderjarige] opgebouwde weerstand en evenmin voor het gevoel van onveiligheid dat bij [voornaam minderjarige] is ontstaan. De vader is daarentegen wel bereid hulp te aanvaarden om de verstandhouding met de moeder te verbeteren.
De rechtbank moet helaas vaststellen dat de procedure bij de rechtbank, de gesprekken met de bijzonder curator en de raad en het onderzoek en het rapport van de raad geen verandering hebben gebracht in de weerstand van [voornaam minderjarige] en de moeder tegen zowel het accepteren van hulp als tegen contact met de vader. Integendeel, [voornaam minderjarige] lijkt zich steeds meer onbegrepen te voelen door de betrokken deskundigen, omdat er weliswaar begrip is voor haar wens om rust te hebben, maar zij toch van mening zijn dat het in haar belang is dat zij contact heeft met haar vader. Door de druk die [voornaam minderjarige] heeft ervaren gedurende de procedure lijkt de weerstand tegen haar vader alleen maar groter te zijn geworden.
De rechtbank is met de raad van oordeel dat het nodig is voor [voornaam minderjarige] dat de ouders in het belang van [voornaam minderjarige] gaan handelen door met elkaar in gesprek te gaan, onder begeleiding van hulpverlening, en zo laten zien dat zij als volwassenen in staat zijn hun negatieve gevoelens jegens elkaar opzij te zetten en dat zij elkaar accepteren als ouder en daarmee onderdeel van het leven van [voornaam minderjarige] . Zowel bijstelling van het negatieve vaderbeeld als herstel van het contact met de vader is belangrijk voor [voornaam minderjarige] ’s emotionele ontwikkeling, haar vermogen om later gezonde relaties aan te gaan en haar identiteitsontwikkeling. Het gebrek aan inzicht bij de ouders en het gebrek aan motivatie (en mogelijk ook draagkracht) van de moeder maakt evenwel dat hulpverlening op dit punt niet wordt geaccepteerd. De rechtbank en de raad hebben daarin geen verandering kunnen brengen en het is in deze situatie evenmin reëel om te veronderstellen dat een ondertoezichtstelling die verandering wel teweeg zal brengen.
De rechtbank rest daarom slechts een keuze tussen twee kwaden: het afdwingen van contact of het beëindigen van de (formeel nog bestaande) omgangsregeling. De rechtbank verwacht dat het afdwingen van contactherstel (al dan niet via gedwongen hulpverlening voor [voornaam minderjarige] ) door het opleggen van dwangsommen, onder de genoemde omstandigheden contraproductief zal zijn en daardoor nòg schadelijker zal zijn voor [voornaam minderjarige] dan het voor [voornaam minderjarige] ook schadelijke alternatief: het beëindigen van de zorgregeling. De rechtbank zal de zorgregeling om die reden beëindigen en de verzoeken van de vader om vervangende toestemming om [voornaam minderjarige] aan te melden voor hulpverlening en een nieuwe, opbouwende omgangsregeling vast te stellen afwijzen.
Hoewel de rechtbank van oordeel is dat gedwongen contact met de vader op dit moment ernstig nadeel zal opleveren voor de geestelijke en (lichamelijke) ontwikkeling van [voornaam minderjarige] , is voor ontzegging van (vrijwillige) omgang tussen [voornaam minderjarige] en de vader geen grond. Het verzoek om de omgang te ontzeggen wordt daarom afgewezen.
Beëindiging taak van de bijzondere curator
Uit de te nemen beslissing volgt dat vertegenwoordiging van [voornaam minderjarige] door de bijzondere curator in deze procedure niet meer nodig is. De rechtbank beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator voor deze procedure als beëindigd.
Gezag
Advies raad
Naar aanleiding van het onderzoek adviseert de raad om het verzoek van de moeder tot eenhoofdig gezag af te wijzen. Ter onderbouwing van dit advies geeft de raad aan dat een wijziging in het gezag niet in het belang van [voornaam minderjarige] is. Tot nu toe hebben zich immers nog geen situaties voorgedaan waarin het gezamenlijk gezag tot problemen heeft geleid of waarmee de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] is benadeeld. Dat de moeder angst heeft dat de vader in de toekomst geen toestemming zal geven voor vakantie is hiertoe onvoldoende. Er is ook geen sprake van een situatie dat [voornaam minderjarige] klem of verloren zal raken. Wel meent de raad dat hulpverlening voor de ouders, zoals Kinderen uit de knel, noodzakelijk is om de samenwerking en communicatie te verbeteren.
Reactie partijen
De moeder kan zich niet vinden in het advies van de raad. Zij persisteert in haar verzoek.
De vader stelt dat de beëindiging van het gezamenlijk gezag niet de oplossing is. In dat geval zou hij nog verder uit het leven van [voornaam minderjarige] worden verbannen.
Oordeel rechtbank
De rechtbank ziet op dit moment geen grond om de vader het gezag te ontnemen en de moeder met het eenhoofdig gezag te belasten. Hoewel uit de stukken en het verhandelde op de zitting is gebleken dat er tussen de ouders ernstige communicatieproblemen bestaan, acht de rechtbank die niet dusdanig van aard dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat [voornaam minderjarige] klem of verloren zal raken tussen de ouders, of wijziging van het gezag anderszins in het belang van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is.
De vader wil het beste voor [voornaam minderjarige] en is bereid en in het belang van [voornaam minderjarige] te handelen bij het nemen van gezagsbeslissingen. De moeder is bang dat de vader gezagsbeslissingen zal belemmeren, maar dat die angst gegrond is, is niet gebleken. Omdat op dit moment geen sprake is van contact tussen de vader en [voornaam minderjarige] dient de moeder de vader van zodanige informatie te voorzien dat hij in staat is wel afgewogen mee te beslissen. Van de moeder kan worden verlangd dat zij de vader die informatie verschaft en zij is daartoe in staat. De ouders hebben ter zitting afspraken gemaakt hoe die informatie zal worden gedeeld. Bovendien is het in het belang van de sociale- en emotionele ontwikkeling van [voornaam minderjarige] dat de vader als mede gezaghebbende ouder een positieve rol blijft spelen in haar leven.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek van de moeder om eenhoofdig gezag afwijzen.
Informatieregeling
De vader heeft op de zitting verzocht om een informatieregeling vast te stellen. Ter onderbouwing voert hij aan dat hij, hoewel hij mede met het gezag over [voornaam minderjarige] is belast, geen enkele informatie krijgt over belangrijke zaken met betrekking tot [voornaam minderjarige] . De rechtbank acht het van belang dat de vader weet hoe het met de [voornaam minderjarige] gaat, zodat mogelijk ook bij de vader de draagkracht wordt vergroot om in het belang van [voornaam minderjarige] nu af te zien van zijn begrijpelijke wens om haar te zien. Op de zitting heeft de moeder aangegeven dat zij aan haar informatieplicht wil voldoen.
Met behulp van de advocaten hebben de ouders op de zitting overeenstemming bereikt over de informatieregeling. Zij hebben afgesproken dat de moeder de vader eenmaal in de drie maanden een kort verslagje over [voornaam minderjarige] zal toesturen en bij bijzonderheden zal de moeder tussentijds de vader informeren.
De ouders verschillen van mening over het bijvoegen van een (recente) foto van [voornaam minderjarige] . Zij hebben de rechtbank verzocht hierover een beslissing te nemen. Nu contact tussen [voornaam minderjarige] en de vader ontbreekt, heeft de vader er naar het oordeel van de rechtbank recht op en belang bij ook door middel van foto’s op de hoogte te blijven van de ontwikkeling van zijn dochter. Dat [voornaam minderjarige] niet wil dat foto’s van haar openbaar worden gemaakt staat daar niet aan in de weg. De foto’s worden immers niet openbaar gemaakt, maar worden alleen gestuurd naar de vader van [voornaam minderjarige] . De rechtbank zal daarom bepalen dat de moeder eenmaal in de drie maanden een recente foto van [voornaam minderjarige] aan de vader zal verschaffen.
Tot slot hecht de rechtbank/kinderrechter er nog aan de ouders te laten weten dat zij vandaag in een aparte brief ook aan [voornaam minderjarige] zelf als volgt heeft uitgelegd wat haar beslissing is:
Beste [voornaam minderjarige] ,
Jij hebt, in een gesprek en in een brief, aan mij verteld dat jij geen contact meer met jouw vader wil. Je hebt mij ook uitgelegd waarom dat zo is. Jij heb ook nog met een vertrouwenspersoon, mevrouw [bijzondere curator] , en met onderzoekers van de Raad voor de Kinderbescherming gesproken. Ik heb met jouw ouders en met de Raad voor de Kinderbescherming gepraat over het contact tussen jou en jouw vader. Naar aanleiding van al die gesprekken heb ik een beslissing genomen. Ik wil graag aan jou uitleggen wat ik heb besloten en waarom ik dat heb gedaan.
Ik heb besloten dat je voorlopig geen contact met je vader hoeft te hebben. Ik heb dit besloten om jouw wens om nu rust te krijgen te respecteren. Wel maak ik me nog steeds zorgen over jouw situatie. Ik ben het namelijk eens met de deskundigen dat het niet goed is voor kinderen als zij geen contact hebben met één van hun ouders. Ik denk dat het goed voor jou is dat jouw vader een rol blijft spelen in jouw leven en jij in dat van hem, hoe groot of klein die rol ook is. Ik heb gezien dat jouw ouders allebei van jou houden en het beste willen voor jou. Ze gunnen jou ook allebei een fijn contact met jouw vader, maar het lukt ze op dit moment niet om daar samen over te praten.
Ik denk dat hulpverlening jou in deze moeilijke situatie kan helpen. Zij kunnen naar jou luisteren en samen met jou onderzoeken wat er voor jou nodig is om het wel fijn te kunnen hebben met jouw beide ouders. Ik wil en zal je nu niet dwingen om hulpverlening te accepteren. Ik denk namelijk dat hulpverlening niet werkt als jij daar niet achter staat.
Ik hoop dat jij door deze beslissingen de rust krijgt waaraan jij behoefte hebt. Als jij in de toekomst wel ruimte voelt om weer contact met je vader te hebben dan mag dat altijd.
De kinderrechter.

Beslissing

De rechtbank – met wijziging in zoverre van de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van [datum 2] 2017 waarin is opgenomen het ouderschapsplan – :
*
beëindigt de in het ouderschap opgenomen omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2008 te [woonplaats 1] ;
*
bepaalt dat de moeder met ingang van heden de vader eenmaal per drie maanden, te weten
de eerste keer op 1 december 2021, schriftelijk informatie zal verschaffen over de ontwikkeling en het welzijn van de hiervoor genoemde minderjarige en daarbij zal voegen een goed gelijkende recente kleurenfoto van de minderjarige en dat de moeder de vader tussentijds informatie verschaft bij bijzonderheden;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator voor deze procedure als beëindigd;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Emmens, kinderrechter, bijgestaan door
mr. M.G. Coopmans-Veraa als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
9 november 2021.