Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 2 november 2021 in de zaken tussen
[eiser 1] , te [woonplaats] , en
het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp, verweerder(gemachtigde: mr. A. van Leeuwen).
[derde-partij 1] en [derde-partij 2], te [woonplaats]
[derde-partij 1] en [derde-partij 2] , te [woonplaats] ,
het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp, verweerder(gemachtigde: mr. A. van Leeuwen).
Als derde-partij hebben aan het geding deelgenomen: [derde-partij 3] [derde-partij 4] , beiden te [woonplaats]
Procesverloop
Overwegingen
29 september 2020 hebben [derde-partij 1] e.a. een zienswijze ingediend tegen dit voornemen.
18 juni 2020 en 1 september 2020 geconstateerde overtredingen. Verweerder geeft aan vooralsnog niet te gaan optreden tegen het bouwen van de paardenstal, nu er concreet zicht op legalisering is, omdat er een omgevingsvergunning zal worden verleend.
€ 10.000,- per geconstateerd feit.
4 mei 2021 heeft verweerder bij besluit van 12 mei 2021 voorlopig toegestaan om drie paarden op het perceel te houden. Deze voorlopige toestemming geldt enkel voor de drie paarden die zich op dat moment op het perceel bevinden en totdat het bestreden besluit onherroepelijk is geworden. Daarnaast heeft verweerder de begunstigingstermijn nogmaals verlengd, ditmaal tot zes weken na het onherroepelijk worden van het besluit van verweerder. Bij brief van 22 juli 2021 heeft [eiser 1] bezwaar gemaakt tegen voornoemde beslissing.
[derde-partij 1] e.a. hebben samengevat weergegeven aangevoerd dat het gebruik niet mag worden beperkt tot het houden van twee paarden, aangezien het bestemmingsplan op dit punt geen beperkingen stelt en het beleid van verweerder het hobbymatig houden van vier paarden toestaat.
13 augustus 2017, waarin zij aangeven twee paarden te willen gaan houden. Ter zitting heeft [derde-partij 2] ook bevestigd dat dit het oorspronkelijke plan was. De in de omgevingsvergunning opgenomen voorwaarde is dan ook in overeenstemming met hetgeen [derde-partij 1] e.a. hebben aangevraagd. Nu deze beroepsgrond ook is ingediend tegen de opgelegde last onder dwangsom die ziet op het houden van meer dan twee paarden, zal de rechtbank deze grond reeds hier inhoudelijk bespreken.
3 maart 2021, waarbij afwijzend is beslist op het handhavingsverzoek van 14 januari 2021.
Beslissing
- verklaart het beroep van [derde-partij 1] e.a. tegen het bestreden besluit van 15 april 2021 ongegrond;
- verklaart het beroep van [eiser 1] en [eiser 2] tegen het bestreden besluit van 15 april 2021 gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 15 april 2021 voor zover hierin een begunstigingstermijn is gesteld tot zes weken na verzending van dat besluit;
- verklaart het beroep van [eiser 1] en [eiser 2] tegen het besluit van 12 mei 2021 gegrond;
- vernietigt het besluit van 12 mei 2021;
- verlengt de begunstigingstermijn tot zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het bestreden besluit van 15 april 2021;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- te vergoeden aan [eiser 1] en [eiser 2] ;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van [eiser 1] en [eiser 2] tot een bedrag van € 1.496,-.