ECLI:NL:RBDHA:2021:12216

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 november 2021
Publicatiedatum
9 november 2021
Zaaknummer
NL20.22235
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing proceskostenvergoeding in asielzaak na intrekking beroep

In deze zaak heeft verzoekster, bijgestaan door haar toenmalige gemachtigde mr. J.J.J. Jansen, beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 13 augustus 2020, waarbij haar asielaanvraag als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank in Middelburg verklaarde het beroep ongegrond op 8 oktober 2020. Echter, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 24 februari 2021 het hoger beroep gegrond verklaard, de eerdere uitspraak vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank. Na de intrekking van het bestreden besluit door verweerder op 18 juni 2021, werd de asielaanvraag op 9 augustus 2021 alsnog ingewilligd. Verzoekster trok op 25 augustus 2021 haar beroep tegen het bestreden besluit in en verzocht om vergoeding van proceskosten. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren, maar verweerder heeft niet gereageerd. De rechtbank heeft vervolgens uitspraak gedaan zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL20.22235
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], verzoekster v-nummer: [nummer]

(gemachtigde: mr. E. Maalsen), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: R. IJsseldijk).

Procesverloop

Verzoekster, bijgestaan door haar toenmalige gemachtigde mr. J.J.J. Jansen, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 13 augustus 2020 (het bestreden besluit) waarbij haar asielaanvraag is afgewezen als kennelijk ongegrond.
Bij uitspraak van 8 oktober 2020 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard1. Bij uitspraak van 24 februari 2021 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank2.
Bij brief van 11 mei 2021 heeft mr. J.J.J. Jansen de rechtbank bericht zich terug te trekken als gemachtigde van verzoekster.
Op 18 juni 2021 heeft verweerder het bestreden besluit ingetrokken. Op 9 augustus 2021 heeft verweerder de aanvraag de asielaanvraag alsnog ingewilligd.
Verzoekster heeft op 25 augustus 2021 het beroep tegen het bestreden besluit ingetrokken met een gelijktijdig verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek. Verweerder heeft hierop niet gereageerd.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
1. NL20.15539.
2 202005543/ 1/ V2.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank bij afzonderlijke uitspraak en met toepassing van artikel 8:75 Awb een bestuursorgaan in de proceskosten veroordelen, indien bij de intrekking van het beroep daarom wordt verzocht en verweerder geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen.
2. De rechtbank stelt vast dat het verzoek om een veroordeling in de proceskosten gelijktijdig met de intrekking van het beroep is gedaan. Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder aan verzoekster is tegemoetgekomen door de asielaanvraag in te willigen.
3. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.496,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748,00 en een wegingsfactor 1). Tevens is verzocht om vergoeding van ‘andere reiskosten’, met als toelichting ‘Afstand kantoor voormalige gemachtigde naar de Rechtbank ad 55,6 km (retour) x € 0,19 Ivm zitting op 17 september 2020’. De reiskosten van de gemachtigde worden echter geacht te zijn inbegrepen in de forfaitaire vergoeding.3 Uit de toelichting blijkt niet dat daarnaast verzoekster zelfstandig reiskosten heeft gemaakt in verband met het bijwonen van de zitting. Het verzoek komt op dit punt dan ook niet voor toewijzing in aanmerking.

Beslissing

De rechtbank;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van
€1.496,00 (veertienhonderdzesennegentig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
3 Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 15 juni 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1773 .
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Documentcode: DSR18023413

Rechtsmiddel

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.