7.4Ten slotte is verweerder van mening dat eiser voldoende gelegenheid heeft gehad voor het laten uitvoeren van een contra-expertise. Hij is op 7 juli 2021 per brief
geïnformeerd over het onderzoeksresultaat van Bureau documenten. Ook is hem meegedeeld dat de procedure kort daarna op 16 juli 2021 zou beginnen.
8. Eiser verwijst in beroep naar het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 juni 2021 (hierna: het Hof)en de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 7 juli 2021.Eiser stelt voorts dat hij gehoord moeten worden om te kunnen verklaren over de documenten. Ook stelt eiser dat verweerder hem ten onrechte geen gelegenheid heeft gegeven voor een contra-expertise naar aanleiding van de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten. Eiser verwijst daarvoor naar een uitspraak van de Afdeling van 1 juli 2021.Ter zitting heeft eiser aanvullend betoogd dat verweerder niet heeft voldaan aan zijn vergewisplicht.
De rechtbank oordeelt als volgt.
9. De rechtbank moet allereerst beoordelen of de door eiser overgelegde documenten nieuw zijn, in die zin dat die geen rol hebben gespeeld in een eerdere procedure. In het arrest XY tegen Oostenrijk van het Hof van Justitie van de EU van 9 september 2021heeft het Hof overwogen dat sprake is van nieuwe elementen of bevindingen, als deze niet eerder zijn onderzocht en de beslissing in de voorgaande procedure daarom niet (mede) gebaseerd kon zijn op deze in de opvolgende procedure overgelegde elementen en bevindingen. De vaststelling of een element of bevinding nieuw is, behelst enkel een feitelijke beoordeling.De rechtbank stelt vast dat, nu de door eiser overgelegde documenten niet eerder zijn overgelegd en derhalve ook niet eerder zijn beoordeeld, deze reeds daarom als ‘nieuw’ in de hier bedoelde zin moeten worden aangemerkt. De enkele omstandigheid dat de documenten verwijzen naar documenten die al wel bij een eerdere asielprocedure zijn beoordeeld, maakt dat niet anders. Verweerder heeft daarom ten onrechte gesteld dat de documenten die eiser aan deze aanvraag ten grondslag heeft gelegd, niet als nieuw kunnen worden beschouwd.
10. De rechtbank zal vervolgens beoordelen of verweerder ten onrechte aan eiser tegenwerpt dat hij de documenten waarop hij zich in deze asielprocedure beroept eerder had kunnen inbrengen. Uit het hiervoor aangehaalde arrest XY volgt dat bij een opvolgende aanvraag ook elementen of bevindingen die al bestonden vóór de beëindiging van de eerdere procedure maar waarop de verzoeker zich niet had beroepen, als nieuwe elementen of bevindingen gelden. De verwijtbaarheidstoets van artikel 40, vierde lid, van de Procedurerichtlijnkan ingevolge voornoemd arrest alleen worden toegepast als de betreffende lidstaat deze bepaling heeft omgezet in nationaal recht. Dit heeft de Nederlandse wetgever nagelaten.Het oordeel van de Afdeling in haar uitspraak van 6 oktober 2017dat het niet nodig is om artikel 40, vierde lid, van de Procedurerichtlijn te implementeren om een verwijtbaarheidstoets te kunnen hanteren, is dan ook niet langer houdbaar. Desgevraagd heeft verweerder ter zitting erkend dat, nu uit het arrest XY volgt dat de verwijtbaarheidstoets komt te vervallen, verweerder deze ten onrechte in zijn besluitvorming heeft toegepast. Het bestreden besluit is in zoverre gebrekkig gemotiveerd.
11. Dit betekent echter nog niet dat verweerder de aanvraag van eiser ten onrechte als niet-ontvankelijk heeft afgewezen. Verweerder is op grond van artikel 40, derde lid, van de Procedurerichtlijn, immers slechts gehouden tot een inhoudelijke beoordeling van de opvolgende asielaanvraag, indien de gegevens die als nieuw zijn ingebracht de kans aanzienlijk groter maken dat de vreemdeling in aanmerking komt voor internationale bescherming. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
12. Volgens de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten van 1 juli 2021 zijn de door eiser ingebrachte documenten waarschijnlijk niet bevoegd opgemaakt en afgegeven door een daartoe bevoegde instantie. Ook kan niet worden vastgesteld of de documenten inhoudelijk juist zijn. Eiser stelt, zo begrijpt de rechtbank, dat verweerder de bevindingen van Bureau Documenten niet aan het bestreden besluit ten grondslag mocht leggen, nu verweerder hem enerzijds onvoldoende gelegenheid heeft geboden tot het laten verrichten van een contra-expertise en anderzijds niet heeft voldaan aan zijn vergewisplicht.
13. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling is een verklaring van onderzoek van Bureau Documenten een deskundigenadvies, waar verweerder in beginsel van uit mag gaan.Wel moet verweerder zich, indien hij een dergelijk advies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, ervan vergewissen dat dit naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is. Naar het oordeel van de rechtbank is aan deze eisen voldaan. Bureau Documenten heeft geoordeeld dat de documenten waarschijnlijk niet bevoegd zijn opgemaakt en afgegeven omdat er qua opmaak en afgifte onregelmatigheden zijn aangetroffen. Dat oordeel is, hoe beknopt ook, voldoende inzichtelijk en concludent. Eiser heeft de bevindingen van Bureau ook niet gemotiveerd betwist. Er is in dat verband geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder eiser onvoldoende gelegenheid heeft geboden voor een contra-expertise. De rechtbank stelt immers vast dat verweerder de verklaring van onderzoek op 7 juli 2021 aan de gemachtigde van eiser heeft toegezonden onder de mededeling dat de asielprocedure op 16 juli zou aanvangen. Nu het bestreden besluit op 20 juli 2021 aan hem bekend is gemaakt, heeft eiser voldoende gelegenheid gehad een deskundige voor een contra-expertise te benaderen. Dat eiser daar desondanks niet in is geslaagd, heeft een andere oorzaak. Ter zitting is immers gebleken dat het eiser ook in de beroepsfase, die enkele maanden in beslag heeft genomen, niet is gelukt een deskundige te vinden die tot het verrichten van dergelijk onderzoek bereid of in staat is. Verweerder heeft zich daarom niet ten onrechte op het onderzoek van Bureau Documenten gebaseerd.
14. De rechtbank concludeert dat de door eiser ingebrachte documenten niet kunnen worden beschouwd als nieuwe elementen of bevindingen die de kans aanzienlijk groter maken dat hij in aanmerking komt voor internationale bescherming. Verweerder heeft daarom ook van het horen van eiser kunnen afzien.
15. Verweerder heeft de aanvraag van eiser terecht niet-ontvankelijk verklaard.
16. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.