ECLI:NL:RBDHA:2021:12211

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 november 2021
Publicatiedatum
9 november 2021
Zaaknummer
NL21.13670
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 november 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een Nigeriaanse vrouw, haar asielaanvraag had ingediend op 25 mei 2021. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag echter niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk volgens hem verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat er in Frankrijk structurele tekortkomingen zijn in de asielprocedure en opvangvoorzieningen, wat haar in gevaar zou brengen bij een terugkeer naar Frankrijk.

De rechtbank heeft de zaak op 21 oktober 2021 behandeld en geconcludeerd dat eiseres niet heeft aangetoond dat Frankrijk zijn internationale verplichtingen niet nakomt. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken en rapporten die aangeven dat, hoewel er problemen zijn met de opvang in Frankrijk, deze niet als structureel kunnen worden gekwalificeerd. Eiseres heeft zelf tijdens haar asielprocedure in Frankrijk opvang gehad en financiële steun ontvangen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris geen aanleiding had om de asielaanvraag van eiseres in behandeling te nemen en verklaart het beroep ongegrond.

De uitspraak benadrukt het interstatelijk vertrouwensbeginsel, waarbij de rechtbank stelt dat het aan eiseres is om aan te tonen dat Frankrijk niet voldoet aan zijn verplichtingen. De rechtbank concludeert dat eiseres niet in staat is geweest om dit te doen, en dat er geen reden is om aan te nemen dat haar rechten in Frankrijk in gevaar komen. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.13670

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.E.Th. Hogervorst),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. van Hoof).

Procesverloop

Bij besluit van 23 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL21.13671, op 21 oktober 2021 op zitting behandeld te Breda. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1995 en de Nigeriaanse nationaliteit te bezitten. Ze heeft op 25 mei 2021 een asielaanvraag ingediend.
2. Verweerder heeft deze asielaanvraag niet in behandeling genomen omdat Frankrijk volgens hem verantwoordelijk is voor de behandeling ervan. [1] De Franse autoriteiten zijn op 15 juni 2021 akkoord gegaan met terugname van eiseres op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder d, van de Dublinverordening. [2] Volgens verweerder staan er geen feiten of omstandigheden in de weg aan overdracht van eiseres aan Frankrijk.
3. Eiseres heeft aangevoerd dat in Frankrijk sprake is van structurele tekortkomingen in de asielprocedure en de opvangvoorzieningen. Eiseres heeft dit ondervonden nadat haar aanvraag was afgewezen; de financiële steun van de overheid stopte en ze leefde noodgedwongen op straat. Eiseres heeft geprobeerd te klagen bij de autoriteiten over het gebrek aan opvang maar kon niet tot hen doordringen. De Franse autoriteiten zijn nagenoeg onzichtbaar, aldus eiseres. Er kan dan ook ten aanzien van Frankrijk niet worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiseres vreest als Dublinterugkeerder in Frankrijk met name in de fase voorafgaand aan de asielprocedure niet in aanmerking te komen voor opvang en andere voorzieningen en verwijst hierbij naar de uitspraak van het Verwaltungsgericht Arnsberg van 26 april 2019. [3] In die zaak kon een vrouw met kind in Frankrijk pas na 45 dagen een asielaanvraag indienen en moest ze tenminste drie maanden wachten voordat zij gebruik kon maken van opvang en voorzieningen. Eiseres is van mening dat asielzoekers in hoge mate over doorzettingsvermogen moeten beschikken om toegang te krijgen tot opvang en andere voorzieningen. De hoge drempel zoals beschreven in het arrest Jawo van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019 [4] wordt daarmee bereikt, aldus eiseres. Eiseres is een alleenstaande vrouw zonder middelen van bestaan die niet voor eigen onderdak kan zorgen. Prostitutie resteert als enige mogelijkheid voor eiseres zodat ze bij overdracht een situatie als bedoeld in artikel 3 van het EVRM [5] en artikel 4 van het Handvest [6] vreest.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Niet in geschil is dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres. Het geschil beperkt zich tot de vraag of in Frankrijk sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen in de asielopvang of de asielprocedure waardoor Frankrijk zich niet aan zijn internationale verplichtingen houdt.
5. Zoals blijkt uit de uitspraak van de Afdeling [7] van 17 juni 2021 [8] mag verweerder ten aanzien van Frankrijk uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat Frankrijk haar internationale verplichtingen ten aanzien van eiseres niet nakomt. Daar is eiseres niet in geslaagd.
6. Uit het door verweerder ter zitting aangehaalde AIDA [9] Country Report France Update 2020 [10] blijkt dat er weliswaar problemen zijn met opvang in Frankrijk maar niet dat die problemen structureel zijn. [11] Aan alle asielzoekers wordt opvang geboden, ook aan Dublinterugkeerders. Ook al ondervinden die laatsten bij terugkeer mogelijk enkele weken vertraging bij hun registratie en opvang, dan wil dat niet zeggen dat de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid, die inhoudt dat eiseres niet in haar meest elementaire behoeften zou kunnen voorzien en dat een risico op schending van artikel 4 van het Handvest bestaat, is gehaald. Eiseres zelf heeft opvang gehad tijdens de asielprocedure in Frankrijk. Eiseres heeft immers tijdens het gehoor [12] verklaard dat zij tijdens haar asielprocedure maandelijks financiële steun ontving en daardoor een kamer kon huren. Eerst na de afwijzing van haar aanvraag werd de opvang beëindigd. De door eiseres aangehaalde uitspraak van het Verwaltungsgericht Arnsberg ziet op een niet met eiseres vergelijkbare situatie. In die zaak was sprake van zeer specifieke individuele omstandigheden, namelijk een kwetsbare alleenstaande moeder met psychische problemen en een ziek kind. Bovendien dateert de uitspraak van het Verwaltungsgericht Arnsberg van 2019, zodat daarmee niet is gezegd dat de huidige omstandigheden in de opvang en asielprocedure in Frankrijk vergelijkbaar zijn. Uit het AIDA rapport [13] blijkt verder dat er een “nationaal plan 2021-2023” in december 2020 is gepubliceerd, dat als doel heeft de opvang van asielzoekers en de integratie van vluchtelingen in de periode 2021-2023 te verbeteren door onder meer een betere spreiding van asielzoekers over het land. Daarnaast heeft Frankrijk met het claimakkoord gegarandeerd om eiseres overeenkomstig de internationale verplichtingen op te zullen vangen en de asielaanvraag in behandeling te nemen. Niet is gebleken dat er voor eiseres geen mogelijkheid zou open staan om bij de hogere Franse autoriteiten te klagen over het verloop van haar asielprocedure en de voorzieningen.
7.
Verweerder heeft dan ook geen aanleiding hoeven zien om de asielaanvraag van eiseres in behandeling te nemen.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000
2.Verordening (EU) nr. 604/2013
3.Zaaknummer 12 L 190/19.A
4.Zaaknummer C-163/17; vindplaats ECLI:EU:C:2019:218
5.Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden
6.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie
7.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
9.Asylum Information Database
10.19 maart 2021
11.Par. 2.7 Situation of Dublin returnees
12.Rapport aanmeldgehoor Dublin, p. 8
13.AIDA rapport, p. 18