ECLI:NL:RBDHA:2021:12034
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit inzake uitkering op grond van de Participatiewet en inlichtingenplicht
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk, waarbij haar bezwaren tegen eerdere besluiten ongegrond zijn verklaard. Eiseres had op 3 oktober 2019 een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Participatiewet (Pw), die haar op 7 januari 2020 werd toegekend. Echter, er werd een bedrag van € 97,85 per maand in mindering gebracht vanwege inkomsten uit haar werk als spinninginstructrice. Daarnaast werd er een bedrag van € 1.054,12 teruggevorderd wegens teveel verstrekte bijstand en een boete van € 430,- opgelegd wegens schending van de inlichtingenplicht.
Eiseres betwistte dat zij op geld waardeerbare activiteiten had verricht, omdat zij als vrijwilliger werkte en geen inkomsten ontving. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres haar inlichtingenplicht had geschonden, aangezien zij niet had aangetoond dat haar werkzaamheden geen loon opleverden. De rechtbank benadrukte dat de intentie achter de werkzaamheden niet relevant is voor de beoordeling of er op geld waardeerbare activiteiten zijn verricht.
Verder werd overwogen dat een onkostenvergoeding voor vrijwilligerswerk wel degelijk gemeld moet worden aan de verweerder, ook al valt deze onder een bepaalde grens. De rechtbank concludeerde dat er geen dringende redenen waren om van het opleggen van de boete af te zien, en dat het beroep van eiseres ongegrond werd verklaard. De uitspraak werd gedaan door mr. P.M. de Keuning, rechter, en is openbaar uitgesproken op 29 oktober 2021.