ECLI:NL:RBDHA:2021:11982
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek in kort geding met betrekking tot de onpartijdigheid van de voorzieningenrechter
Op 1 november 2021 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van verzoekster, die zich niet in de onpartijdigheid van de voorzieningenrechter kon vinden. Verzoekster, wonende in Spanje en vertegenwoordigd door advocaat mr. D.B. Dubach, had de wraking aangevraagd naar aanleiding van een kort geding tegen de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door mr. A.Th.M. ten Broeke. De wrakingsgronden betroffen onder andere de aanwezigheid van een cameraploeg tijdens de zitting en de vragen die de voorzieningenrechter had gesteld, die volgens verzoekster de indruk wekten dat hij de vordering irrelevant vond.
De wrakingskamer oordeelde dat verzoekster voldoende gelegenheid had om bezwaar te maken tegen de cameraploeg, en dat de voorzieningenrechter niet actief naar deze mogelijkheid had gevraagd omdat hij ervan uitging dat dit vooraf was besproken. Dit misverstand leidde volgens de wrakingskamer niet tot een blijk van vooringenomenheid. Daarnaast werd vastgesteld dat de vragen van de voorzieningenrechter tijdens de zitting relevant waren voor zijn taak om de vordering en stellingen van partijen te onderzoeken. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid was en wees het wrakingsverzoek af.
De beslissing werd openbaar uitgesproken en er werd bepaald dat het proces in de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.