ECLI:NL:RBDHA:2021:11955

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 oktober 2021
Publicatiedatum
2 november 2021
Zaaknummer
SGR 21/81
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bijstandsuitkering en ingangsdatum in het bestuursrecht

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, hebben eisers, een echtpaar uit Delft, beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Delft. Dit besluit, genomen op 13 oktober 2020, kende hen een bijstandsuitkering toe met een ingangsdatum van 22 september 2020. Eisers stelden dat de ingangsdatum eerder had moeten zijn, namelijk 12 augustus 2020, omdat eiser zich op dat adres had ingeschreven en de uitkering van eiseres was ingetrokken. De rechtbank heeft de zaak op 23 september 2021 behandeld, waarbij eisers zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigde en verweerder door zijn gemachtigde.

De rechtbank overwoog dat volgens de Participatiewet in beginsel geen bijstand wordt verleend voor de periode voorafgaand aan de datum waarop de betrokkene zich heeft gemeld voor bijstand. Van dit uitgangspunt kan alleen worden afgeweken indien bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen. De rechtbank oordeelde dat er in dit geval geen bijzondere omstandigheden waren die een eerdere ingangsdatum rechtvaardigden. De stelling van eisers dat zij door de latere ingangsdatum in financiële problemen zijn gekomen, werd niet nader toegelicht.

Tijdens de zitting erkende verweerder echter dat de ingangsdatum van 22 september 2020 onjuist was, omdat eisers zich op 17 september 2020 al bij verweerder hadden gemeld. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en stelde de ingangsdatum van de bijstandsuitkering vast op 17 september 2020. Tevens werd verweerder veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eisers. De uitspraak werd gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, en is openbaar uitgesproken op 19 oktober 2021.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/81

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiser] (eiser) en [eiseres] (eiseres), uit Delft, eisers

(gemachtigde: mr. L.A. Fischer),
en

het college van burgemeester en wethouders van Delft, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Schokker).

Procesverloop

In het besluit van 13 oktober 2020 (primair besluit) heeft verweerder aan eisers op grond van de Participatiewet (Pw) een bijstandsuitkering toegekend vanaf 22 september 2020.
In het besluit van 25 november 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 23 september 2021 op zitting behandeld. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Deze zaak heeft betrekking op de ingangsdatum van de aan eisers toegekende bijstandstuitkering. Volgens eisers dient dit 12 augustus 2020 te zijn, de datum waarop eiser zich op het adres van eiseres heeft ingeschreven en tevens de datum waarop de alleenstaanden uitkering van eiseres is ingetrokken. Volgens vaste rechtspraak inzake artikel 44 van de Pw wordt in beginsel geen bijstand verleend over de periode voorafgaand aan de datum waarop de betrokkene zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen of – in voorkomende gevallen – een aanvraag om bijstand heeft ingediend. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken indien bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen.
2. De rechtbank is van oordeel dat van dergelijke bijzondere omstandigheden in dit geval niet is gebleken. Dat eisers in afwachting van een DigiD voor eiser geen aanvraag konden indienen, is geen bijzondere omstandigheid om de bijstandsuitkering eerder in te laten gaan. Eisers hebben immers niet aannemelijk gemaakt dat zij zich in afwachting van de DigiD-code niet op een andere manier eerder bij verweerder konden melden voor het doen van een aanvraag. Ook al gold op dat moment vanwege de uitbraak van het coronavirus het advies om thuis te blijven, dit laat onverlet dat het Stadskantoor open was en dat de telefonisten bereikbaar waren. [1] De stelling dat eisers door de latere ingangsdatum van de uitkering in financiële problemen zijn gekomen, is niet nader toegelicht. Daarom ziet de rechtbank in die stelling onvoldoende aanleiding om bijzondere omstandigheden aan te nemen.
3. Voor zover eisers stellen dat verweerder de bijstandsuitkering van eiseres kon wijzigen van de norm van een alleenstaande naar de gehuwdennorm, hadden ze dit in een procedure tegen de intrekking naar voren kunnen brengen. Zij hebben tegen de intrekking echter geen rechtsmiddel aangewend. Dit komt voor hun rekening en risico.
4. Ter zitting is niettemin van de kant van verweerder erkend dat de ingangsdatum van 22 september 2020 bij nader inzien onjuist is, omdat gebleken is dat eisers zich op 17 september 2020 bij verweerder hebben gemeld om bijstand aan te vragen. Gelet hierop heeft verweerder de ingangsdatum van de bijstandsuitkering ten onrechte op 22 september 2020 vastgesteld en kan het bestreden besluit toch niet in stand blijven.
5. Verweerder heeft tevens ter zitting verklaard dat zal worden onderzocht of eisers mogelijk nog eerder contact met verweerder hebben opgenomen in verband met het doen van een aanvraag om bijstand volgens de gehuwdennorm. Mocht daarvan sprake zijn, dan zal verweerder de ingangsdatum heroverwegen.
6. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank voorziet zelf in de zaak, in die zin dat de ingangsdatum van de bijstandsuitkering op 17 september 2020 wordt vastgesteld.
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoeden. Verder krijgen eisers een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2.0 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 748,- en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 748,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.496,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit, voor zover daarbij de ingangsdatum van de bijstandsuitkering op 22 september 2020 is vastgesteld, stelt de ingangsdatum van de bijstandsuitkering vast op 17 september 2020 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.A. van Weert, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 oktober 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.De rechtbank verwijst hierbij naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 19 januari 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:195.