ECLI:NL:CRVB:2016:195
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening met terugwerkende kracht op grond van de Wet werk en bijstand
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, waarbij de aanvraag om bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) is afgewezen met terugwerkende kracht. Appellanten, die zich op 7 mei 2013 bij het college van burgemeester en wethouders van Maastricht hebben gemeld voor bijstand, vroegen om de bijstand met terugwerkende kracht vanaf 1 april 2013, omdat de WIA-uitkering van appellant op die datum was gestopt. Het college heeft de aanvraag voor de periode van 1 april 2013 tot en met 6 mei 2013 afgewezen, maar wel bijstand toegekend vanaf 7 mei 2013.
De rechtbank heeft het beroep tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. Appellanten hebben in hoger beroep aangevoerd dat de ingangsdatum van de bijstand eerder moet zijn, namelijk 1 april 2013 of 22 april 2013. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat er in beginsel geen recht op bijstand bestaat over een periode voorafgaand aan de datum waarop de betrokkene zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen.
De Raad heeft vastgesteld dat appellanten zich op 7 mei 2013 hebben gemeld en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat de bijstand met terugwerkende kracht moet worden toegekend. De stelling van appellanten dat zij zich op 22 april 2013 bij het Uwv hebben gemeld, is niet onderbouwd met concrete gegevens. De Raad heeft daarom het hoger beroep verworpen en de aangevallen uitspraak bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.