ECLI:NL:RBDHA:2021:11938
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure
Op 1 november 2021 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag het wrakingsverzoek van verzoeker afgewezen. Verzoeker had de wraking ingediend tegen mr. D.E. Alink, de rechter in een civiele procedure waarin hij betrokken was. De klachten van verzoeker betroffen voornamelijk de vraagstelling van de rechter tijdens de zitting, waarbij verzoeker meende dat bepaalde vragen niet waren gesteld en dat de rechter een vooringenomen standpunt had ingenomen. Verzoeker voelde zich benadeeld doordat de rechter een voorlopig oordeel had gegeven voordat partijen de kans kregen om een schikking te bereiken. De wrakingskamer oordeelde echter dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor partijdigheid of vooringenomenheid van de rechter. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter de vrijheid heeft om vragen te stellen naar eigen inzicht en dat de veronderstellingen van verzoeker niet voldoende onderbouwd waren. Bovendien werd vastgesteld dat verzoeker voldoende gelegenheid had gekregen om zijn standpunt naar voren te brengen. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek tot wraking niet tijdig was ingediend en dat de door verzoeker aangevoerde gronden niet voldoende waren om aan te nemen dat de rechter niet onpartijdig was. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd openbaar uitgesproken, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.